Spaanse synoniemen van lío, ander woord voor lío

Remove Ads

Overzicht

Spaans Synoniemen: Meer gegevens...

lío:
- paquete; lío; fardo; fajo; problema; complicación; embrollo; barullo; estado; situación; fárrago; garabato; agitación; jaleo; ajetreo; relación amorosa; enlace; intriga; enredo; peso; rollo; carga; molestia; quejas; alboroto; dificultad; discusión; riña; contienda; problemas; peleas; estorbo; follón; trajín; conmoción; imputación; dificultades; líos; tropiezo; cargamento; matraca; disturbios; trifulca; tiquismiquis; lamentos; riñas; tumulto; pelotera; complicaciones; disgustos; machaconería; dimes y dirés; dimes y diretes; disputa; amorío; ligue; flirteo
liar:
- liar; mariposear; coquetear; hacer lío; flirtear; desposeer; mangar; expropiar; escamotear; atar; girar; dar vueltas

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor lío in het Spaans

lío:

lío [el ~] zelfstandig naamwoord

el lío
el paquete; el lío; el fardo; el fajo
- paquete [el ~] zelfstandig naamwoord
- lío [el ~] zelfstandig naamwoord
- fardo [el ~] zelfstandig naamwoord
- fajo [el ~] zelfstandig naamwoord
el lío
el problema; la complicación; el lío
- problema [el ~] zelfstandig naamwoord
- complicación [la ~] zelfstandig naamwoord
- lío [el ~] zelfstandig naamwoord
el lío
el embrollo; el lío; el barullo; el estado; la situación
- embrollo [el ~] zelfstandig naamwoord
- lío [el ~] zelfstandig naamwoord
- barullo [el ~] zelfstandig naamwoord
- estado [el ~] zelfstandig naamwoord
- situación [la ~] zelfstandig naamwoord
el lío
el fárrago; el garabato; el lío; la agitación; el barullo; el jaleo; el ajetreo
- fárrago [el ~] zelfstandig naamwoord
- garabato [el ~] zelfstandig naamwoord
- lío [el ~] zelfstandig naamwoord
- agitación [la ~] zelfstandig naamwoord
- barullo [el ~] zelfstandig naamwoord
- jaleo [el ~] zelfstandig naamwoord
- ajetreo [el ~] zelfstandig naamwoord
el lío
la relación amorosa; el enlace; el lío
- relación amorosa [la ~] zelfstandig naamwoord
- enlace [el ~] zelfstandig naamwoord
- lío [el ~] zelfstandig naamwoord
el lío
la intriga; el embrollo; el enredo; el lío
- intriga [la ~] zelfstandig naamwoord
- embrollo [el ~] zelfstandig naamwoord
- enredo [el ~] zelfstandig naamwoord
- lío [el ~] zelfstandig naamwoord
el lío
el peso; el rollo; el lío; la carga; la molestia; la quejas; el jaleo; el alboroto; la dificultad; la discusión; la riña; la contienda; la problemas; el enredo; la agitación; el peleas; el estorbo; el follón; el trajín; la conmoción; la imputación; la dificultades; el líos; el tropiezo; el cargamento; la matraca; el disturbios; la trifulca; el tiquismiquis; el lamentos; la riñas; el tumulto; la pelotera; la complicaciones; el disgustos; la machaconería; el dimes y dirés; el dimes y diretes
- peso [el ~] zelfstandig naamwoord
- rollo [el ~] zelfstandig naamwoord
- lío [el ~] zelfstandig naamwoord
- carga [la ~] zelfstandig naamwoord
- molestia [la ~] zelfstandig naamwoord
- quejas [la ~] zelfstandig naamwoord
- jaleo [el ~] zelfstandig naamwoord
- alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord
- dificultad [la ~] zelfstandig naamwoord
- discusión [la ~] zelfstandig naamwoord
- riña [la ~] zelfstandig naamwoord
- contienda [la ~] zelfstandig naamwoord
- problemas [la ~] zelfstandig naamwoord
- enredo [el ~] zelfstandig naamwoord
- agitación [la ~] zelfstandig naamwoord
- peleas [el ~] zelfstandig naamwoord
- estorbo [el ~] zelfstandig naamwoord
- follón [el ~] zelfstandig naamwoord
- trajín [el ~] zelfstandig naamwoord
- conmoción [la ~] zelfstandig naamwoord
- imputación [la ~] zelfstandig naamwoord
- dificultades [la ~] zelfstandig naamwoord
- líos [el ~] zelfstandig naamwoord
- tropiezo [el ~] zelfstandig naamwoord
- cargamento [el ~] zelfstandig naamwoord
- matraca [la ~] zelfstandig naamwoord
- disturbios [el ~] zelfstandig naamwoord
- trifulca [la ~] zelfstandig naamwoord
- tiquismiquis [el ~] zelfstandig naamwoord
- lamentos [el ~] zelfstandig naamwoord
- riñas [la ~] zelfstandig naamwoord
- tumulto [el ~] zelfstandig naamwoord
- pelotera [la ~] zelfstandig naamwoord
- complicaciones [la ~] zelfstandig naamwoord
- disgustos [el ~] zelfstandig naamwoord
- machaconería [la ~] zelfstandig naamwoord
- dimes y dirés [el ~] zelfstandig naamwoord
- dimes y diretes [el ~] zelfstandig naamwoord
el lío
el ajetreo; el lío; la disputa; la riña; el follón
- ajetreo [el ~] zelfstandig naamwoord
- lío [el ~] zelfstandig naamwoord
- disputa [la ~] zelfstandig naamwoord
- riña [la ~] zelfstandig naamwoord
- follón [el ~] zelfstandig naamwoord
el lío
el lío; el líos
- lío [el ~] zelfstandig naamwoord
- líos [el ~] zelfstandig naamwoord
el lío
el amorío; el lío; el ligue; el flirteo
- amorío [el ~] zelfstandig naamwoord
- lío [el ~] zelfstandig naamwoord
- ligue [el ~] zelfstandig naamwoord
- flirteo [el ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "lío":

adulterio; infidelidad; amancebamiento; abarraganamiento; concubinato; amontonamiento
amante; querido; amigo; barragana; concubina; apaño
atadijo; atado; paquete; envoltorio
avispero; embrollo; enredo; compromiso; fregado; tinglado
babel; desorden; confusión; barahúnda; galimatías; caos; maremágnum; barullo; perplejidad; perturbación
belén; desbarajuste; alboroto; bulla; tumulto; zapatiesta
berenjenal; atolladero; camorra; follón; jaleo; maraña; riña; trapatiesta
bollo; escándalo; complicación
cacao; trifulca; tiberio
enmarañamiento; embarullamiento; tergiversación
fardo; bulto; paca; bala; saco; talego; bolsa; proyectil; maleta; caja; bolso; valija
flirteo; amorío; aventura; affaire; asunto; negocio
gatuperio; chanchullo; tapujo
greña
bullicio; francachela; jolgorio; jarana; pendencia; algarabía; altercado; fiesta; farra; algazara; cachondeo; juerga; parranda
laberinto
algarada; ruido
madeja; cadejo; ovillo; bobina; rollo; devanadera; carrete; canilla
rapapolvo; reconvención; reprimenda; reprensión; bronca; regañina; disputa; reyerta; pelotera; gresca; contienda; agarrada; discusión; querella
añagaza; intriga; maquinación; artimaña; ardid; treta; trampa; artificio; engaño; embeleco

lío vorm van liar:

liar werkwoord

liar
liar; mariposear; coquetear; hacer lío; flirtear
- liar werkwoord
- mariposear werkwoord
- coquetear werkwoord
- hacer lío werkwoord
- flirtear werkwoord
liar
desposeer; liar; mangar; expropiar; escamotear
- desposeer werkwoord
- liar werkwoord
- mangar werkwoord
- expropiar werkwoord
- escamotear werkwoord
liar
liar; atar
- liar werkwoord
- atar werkwoord
liar
girar; liar; dar vueltas
- girar werkwoord
- liar werkwoord
- dar vueltas werkwoord

Conjugations for liar:

presente

lío
lías
lía
liamos
liáis
lían

imperfecto

liaba
liabas
liaba
liábamos
liabais
liaban

indefinido

lié
liaste
lió
liamos
liasteis
liaron

fut. de ind.

liaré
liarás
liará
liaremos
liaréis
liarán

condic.

liaría
liarías
liaría
liaríamos
liaríais
liarían

pres. de subj.

que líe
que líes
que líe
que liemos
que liéis
que líen

imp. de subj.

que liara
que liaras
que liara
que liáramos
que liarais
que liaran

miscelánea

¡lía!
¡liad!
¡no líes!
¡no liéis!
liado
liando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Alternatieve synoniemen voor "liar":

abobar; atontar; alelar; embobar; pasmar; aturdir; atolondrar; aturullar; zonzar; confundir; embarullar; aturrullar
barajar; revolver; entremezclar; mezclar; alzar; encartar; embrollar; complicar; enredar; enmarañar
embarcar; comprometer; arriesgar; exponer; aventurar; envolver; implicar; meter en un lío
burlar; desconcertar; engañar; engatusar; rebujar; trastornar
enrevesar; tergiversar
atar; enrollar; sujetar; amarrar; empaquetar; embalar; ligar; enlazar

Verwante synoniemen voor lío

hacer lío

Remove Ads

Synoniemen voor "lío" in het Spaans

Uitgebreide synoniemen voor lío in het Spaans

lío:

lío [el ~] zelfstandig naamwoord

el lío

el lío

el lío

el lío

el lío

el lío

el lío

el lío

el lío

el lío

Alternatieve synoniemen voor "lío":

lío vorm van liar:

liar werkwoord

liar

liar

liar

liar

Conjugations for liar:

presente

imperfecto

indefinido

fut. de ind.

condic.

pres. de subj.

imp. de subj.

miscelánea

Alternatieve synoniemen voor "liar":

Verwante synoniemen voor lío