Spaanse synoniemen van gozo, ander woord voor gozo

Remove Ads

Overzicht

Spaans Synoniemen: Meer gegevens...

gozo:
- diversión; alegría; gusto; deseo; gozo; placer; agrado; instinto sexual; libido; pasión; camilo; satisfacción; broma; gracia; locura; alborozo; júbilo; bromas; cachondeo; optimismo; guasa; chistosidad; chanzas; dulce ironía; buen humor; animación; hilaridad; genio festivo; contento; euforia; jolgorio; vivacidad; jovialidad; benevolencia; favor; complacencia; entidad benéfica; caridad; beneficencia; obra de caridad; buena acción; institución benéfica
gozar:
- disfrutar; gustar; gozar; disfrutar comiendo; paladear; comer con gusto; saborear; deleitarse; golosinear; divertir; parecer bien; agradar; recrearse; aprobar

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor gozo in het Spaans

gozo:

gozo [el ~] zelfstandig naamwoord

el gozo
la diversión; la alegría; el gusto; el deseo; el gozo; el placer; el agrado; el instinto sexual; la libido; la pasión; el camilo; la satisfacción
- diversión [la ~] zelfstandig naamwoord
- alegría [la ~] zelfstandig naamwoord
- gusto [el ~] zelfstandig naamwoord
- deseo [el ~] zelfstandig naamwoord
- gozo [el ~] zelfstandig naamwoord
- placer [el ~] zelfstandig naamwoord
- agrado [el ~] zelfstandig naamwoord
- instinto sexual [el ~] zelfstandig naamwoord
- libido [la ~] zelfstandig naamwoord
- pasión [la ~] zelfstandig naamwoord
- camilo [el ~] zelfstandig naamwoord
- satisfacción [la ~] zelfstandig naamwoord
el gozo
la diversión; el gusto; la alegría; la broma; la gracia; el gozo; la locura; el alborozo; el júbilo; la bromas; el placer; el cachondeo; el optimismo
- diversión [la ~] zelfstandig naamwoord
- gusto [el ~] zelfstandig naamwoord
- alegría [la ~] zelfstandig naamwoord
- broma [la ~] zelfstandig naamwoord
- gracia [la ~] zelfstandig naamwoord
- gozo [el ~] zelfstandig naamwoord
- locura [la ~] zelfstandig naamwoord
- alborozo [el ~] zelfstandig naamwoord
- júbilo [el ~] zelfstandig naamwoord
- bromas [la ~] zelfstandig naamwoord
- placer [el ~] zelfstandig naamwoord
- cachondeo [el ~] zelfstandig naamwoord
- optimismo [el ~] zelfstandig naamwoord
el gozo
el gozo; el gusto; el placer; la guasa; el chistosidad; la broma; el cachondeo; la bromas; la chanzas; la dulce ironía
- gozo [el ~] zelfstandig naamwoord
- gusto [el ~] zelfstandig naamwoord
- placer [el ~] zelfstandig naamwoord
- guasa [la ~] zelfstandig naamwoord
- chistosidad [el ~] zelfstandig naamwoord
- broma [la ~] zelfstandig naamwoord
- cachondeo [el ~] zelfstandig naamwoord
- bromas [la ~] zelfstandig naamwoord
- chanzas [la ~] zelfstandig naamwoord
- dulce ironía [la ~] zelfstandig naamwoord
el gozo
la alegría; el gozo; el buen humor; el gusto; el placer; la animación; la hilaridad; el genio festivo; el contento; el optimismo; la diversión; el júbilo; la euforia; el jolgorio; la vivacidad; la jovialidad
- alegría [la ~] zelfstandig naamwoord
- gozo [el ~] zelfstandig naamwoord
- buen humor [el ~] zelfstandig naamwoord
- gusto [el ~] zelfstandig naamwoord
- placer [el ~] zelfstandig naamwoord
- animación [la ~] zelfstandig naamwoord
- hilaridad [la ~] zelfstandig naamwoord
- genio festivo [el ~] zelfstandig naamwoord
- contento [el ~] zelfstandig naamwoord
- optimismo [el ~] zelfstandig naamwoord
- diversión [la ~] zelfstandig naamwoord
- júbilo [el ~] zelfstandig naamwoord
- euforia [la ~] zelfstandig naamwoord
- jolgorio [el ~] zelfstandig naamwoord
- vivacidad [la ~] zelfstandig naamwoord
- jovialidad [la ~] zelfstandig naamwoord
el gozo
la benevolencia; la gracia; el favor; el gozo; la complacencia; la entidad benéfica; la caridad; la beneficencia; la obra de caridad; la buena acción; la institución benéfica
- benevolencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- gracia [la ~] zelfstandig naamwoord
- favor [el ~] zelfstandig naamwoord
- gozo [el ~] zelfstandig naamwoord
- complacencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- entidad benéfica [la ~] zelfstandig naamwoord
- caridad [la ~] zelfstandig naamwoord
- beneficencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- obra de caridad [la ~] zelfstandig naamwoord
- buena acción [la ~] zelfstandig naamwoord
- institución benéfica [la ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "gozo":

gozos, goza, gozas

Alternatieve synoniemen voor "gozo":

agrado; complacencia; satisfacción; placer; deleite; gusto; contento; júbilo; grado
felicidad; dicha; delicia
goce; disfrute; fruición; regodeo
gozada; alegría
alborozo; regocijo; entusiasmo; algazara; exultación; exaltación

gozar:

gozar werkwoord

gozar
disfrutar; gustar; gozar; disfrutar comiendo; paladear; comer con gusto; saborear; deleitarse; golosinear
- disfrutar werkwoord
- gustar werkwoord
- gozar werkwoord
- disfrutar comiendo werkwoord
- paladear werkwoord
- comer con gusto werkwoord
- saborear werkwoord
- deleitarse werkwoord
- golosinear werkwoord
gozar
comer con gusto; gozar; disfrutar; deleitarse; golosinear
- comer con gusto werkwoord
- gozar werkwoord
- disfrutar werkwoord
- deleitarse werkwoord
- golosinear werkwoord
gozar
gustar; divertir; parecer bien; gozar; agradar; deleitarse; disfrutar; recrearse; aprobar
- gustar werkwoord
- divertir werkwoord
- parecer bien werkwoord
- gozar werkwoord
- agradar werkwoord
- deleitarse werkwoord
- disfrutar werkwoord
- recrearse werkwoord
- aprobar werkwoord

Conjugations for gozar:

presente

gozo
gozas
goza
gozamos
gozáis
gozan

imperfecto

gozaba
gozabas
gozaba
gozábamos
gozabais
gozaban

indefinido

gocé
gozaste
gozó
gozamos
gozasteis
gozaron

fut. de ind.

gozaré
gozarás
gozará
gozaremos
gozaréis
gozarán

condic.

gozaría
gozarías
gozaría
gozaríamos
gozaríais
gozarían

pres. de subj.

que goce
que goces
que goce
que gocemos
que gocéis
que gocen

imp. de subj.

que gozara
que gozaras
que gozara
que gozáramos
que gozarais
que gozaran

miscelánea

¡goza!
¡gozad!
¡no goces!
¡no gocéis!
gozado
gozando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Alternatieve synoniemen voor "gozar":

admirar; contemplar; ver; disfrutar
copular; follar
deleitarse; regocijarse; divertirse; recrearse; solazarse
poseer; usar
saborear; complacerse; regodearse

Remove Ads

Synoniemen voor "gozo" in het Spaans

Uitgebreide synoniemen voor gozo in het Spaans

gozo:

gozo [el ~] zelfstandig naamwoord

el gozo

el gozo

el gozo

el gozo

el gozo

Verwante woorden van "gozo":

Alternatieve synoniemen voor "gozo":

gozar:

gozar werkwoord

gozar

gozar

gozar

Conjugations for gozar:

presente

imperfecto

indefinido

fut. de ind.

condic.

pres. de subj.

imp. de subj.

miscelánea

Alternatieve synoniemen voor "gozar":