Spaans

Uitgebreide synoniemen voor luz in het Spaans

luz:

luz [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la luz
    la lámpara; la luz; la linterna; el farol; el punto luminoso; el faro; la farola
    • lámpara [la ~] zelfstandig naamwoord
    • luz [la ~] zelfstandig naamwoord
    • linterna [la ~] zelfstandig naamwoord
    • farol [el ~] zelfstandig naamwoord
    • punto luminoso [el ~] zelfstandig naamwoord
    • faro [el ~] zelfstandig naamwoord
    • farola [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. la luz
    la luz; la lámpara; el punto luminoso; el faro
    • luz [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lámpara [la ~] zelfstandig naamwoord
    • punto luminoso [el ~] zelfstandig naamwoord
    • faro [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. la luz
    la luz; el brillo; el resplandor; el chispeo; el destello
    • luz [la ~] zelfstandig naamwoord
    • brillo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • resplandor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • chispeo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • destello [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. la luz
    la luz; el brillo; el resplandor; la lumbre
    • luz [la ~] zelfstandig naamwoord
    • brillo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • resplandor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • lumbre [la ~] zelfstandig naamwoord
  5. la luz
    la intensidad luminosa; el claro; la luz; la lámpara; la iluminación; la claridad; la transparencia; la lumbre; la abertura máxima del diafragma
  6. la luz
    la lumbre; el fuego; la luz
    • lumbre [la ~] zelfstandig naamwoord
    • fuego [el ~] zelfstandig naamwoord
    • luz [la ~] zelfstandig naamwoord
  7. la luz
    la luz
    • luz [la ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "luz":

  • luces

Alternatieve synoniemen voor "luz":


Verwante synoniemen voor luz