Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bebost:
  2. bebossen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bebost (Nederlands) in het Duits

bebost:

bebost bijvoeglijk naamwoord

  1. bebost (bosrijk; boomrijk; houtrijk)
    baumreich; reichanHolz

Vertaal Matrix voor bebost:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baumreich bebost; boomrijk; bosrijk; houtrijk
reichanHolz bebost; boomrijk; bosrijk; houtrijk

bebost vorm van bebossen:

bebossen werkwoord (bebos, bebost, beboste, bebosten, bebost)

  1. bebossen
    bewalden; Bäume pflanzen

Conjugations for bebossen:

o.t.t.
  1. bebos
  2. bebost
  3. bebost
  4. bebossen
  5. bebossen
  6. bebossen
o.v.t.
  1. beboste
  2. beboste
  3. beboste
  4. bebosten
  5. bebosten
  6. bebosten
v.t.t.
  1. heb bebost
  2. hebt bebost
  3. heeft bebost
  4. hebben bebost
  5. hebben bebost
  6. hebben bebost
v.v.t.
  1. had bebost
  2. had bebost
  3. had bebost
  4. hadden bebost
  5. hadden bebost
  6. hadden bebost
o.t.t.t.
  1. zal bebossen
  2. zult bebossen
  3. zal bebossen
  4. zullen bebossen
  5. zullen bebossen
  6. zullen bebossen
o.v.t.t.
  1. zou bebossen
  2. zou bebossen
  3. zou bebossen
  4. zouden bebossen
  5. zouden bebossen
  6. zouden bebossen
diversen
  1. bebos!
  2. bebost!
  3. bebost
  4. bebossende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bebossen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bäume pflanzen bebossen
bewalden bebossen herbebossen