Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. geblokt:
  2. blokken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geblokt (Nederlands) in het Duits

geblokt:

geblokt bijvoeglijk naamwoord

  1. geblokt
    kariert; gewürfelt; würfelförmig; rautenförmig

Vertaal Matrix voor geblokt:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gewürfelt geblokt gehakt; ruitvormig
kariert geblokt geruit; ruiten; ruitvormig
rautenförmig geblokt ruitvormig
würfelförmig geblokt kubusvormig; ruitvormig

Wiktionary: geblokt

geblokt
adjective
  1. mit Kästchen, Karos versehen, gewürfelt

geblokt vorm van blokken:

blokken werkwoord (blok, blokt, blokte, blokten, geblokt)

  1. blokken (hard studeren; hengsten)
    büffeln; pauken
    • büffeln werkwoord (büffele, büffelst, büffelt, büffelte, büffeltet, gebüffelt)
    • pauken werkwoord (pauke, paukst, paukt, paukte, pauktet, gepaukt)
  2. blokken (studeren; leren)
    studieren; lernen; büffeln; erlernen
    • studieren werkwoord (studiere, studierst, studiert, studierte, studiertet, studiert)
    • lernen werkwoord (lerne, lernst, lernt, lernte, lerntet, gelernt)
    • büffeln werkwoord (büffele, büffelst, büffelt, büffelte, büffeltet, gebüffelt)
    • erlernen werkwoord (erlerne, erlernest, erlernet, erlernete, erlernetet, erlernt)

Conjugations for blokken:

o.t.t.
  1. blok
  2. blokt
  3. blokt
  4. blokken
  5. blokken
  6. blokken
o.v.t.
  1. blokte
  2. blokte
  3. blokte
  4. blokten
  5. blokten
  6. blokten
v.t.t.
  1. heb geblokt
  2. hebt geblokt
  3. heeft geblokt
  4. hebben geblokt
  5. hebben geblokt
  6. hebben geblokt
v.v.t.
  1. had geblokt
  2. had geblokt
  3. had geblokt
  4. hadden geblokt
  5. hadden geblokt
  6. hadden geblokt
o.t.t.t.
  1. zal blokken
  2. zult blokken
  3. zal blokken
  4. zullen blokken
  5. zullen blokken
  6. zullen blokken
o.v.t.t.
  1. zou blokken
  2. zou blokken
  3. zou blokken
  4. zouden blokken
  5. zouden blokken
  6. zouden blokken
diversen
  1. blok!
  2. blokt!
  3. geblokt
  4. blokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

blokken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het blokken (studeren; leren; bekwamen)
    Studieren; Lernen
    • Studieren [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Lernen [das ~] zelfstandig naamwoord

blokken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de blokken (hakblokken)
    der Hakklötze

Vertaal Matrix voor blokken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Hakklötze blokken; hakblokken
Lernen bekwamen; blokken; leren; studeren
Studieren bekwamen; blokken; leren; studeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
büffeln blokken; hard studeren; hengsten; leren; studeren stevig aanpakken; streng behandelen; vossen
erlernen blokken; leren; studeren aanleren; bijbrengen; doceren; eigen maken; inlichten; leren; onderrichten; onderwijzen; oppikken; opsteken; verwerven; voorlichten
lernen blokken; leren; studeren aanleren; bijbrengen; doceren; eigen maken; iets leren; inlichten; instuderen; kennis opdoen; leerstof erin stampen; leren; meekrijgen; meepikken; onderrichten; onderwijzen; oppikken; opsteken; verhelpen; verwerven; voorlichten
pauken blokken; hard studeren; hengsten
studieren blokken; leren; studeren aanleren; bestuderen; eigen maken; instuderen; kennis opdoen; leerstof erin stampen; leren; meekrijgen; meepikken; oefenen; onderwijzen; oppikken; opsteken; repeteren; verwerven

Verwante woorden van "blokken":


Wiktionary: blokken

blokken
verb
  1. heel hard studeren

Cross Translation:
FromToVia
blokken büffeln; pauken cram — to swot
blokken drillen drill — to make to remember
blokken büffeln; pauken swot — study hard