Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. geworteld:
  2. wortelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geworteld (Nederlands) in het Duits

geworteld:


wortelen:

wortelen werkwoord (wortel, wortelt, wortelde, wortelden, geworteld)

  1. wortelen (wortel schieten; vastgroeien)
    wurzeln; festwachsen; einwachsen
    • wurzeln werkwoord (wurzele, wurzelst, wurzelt, wurzelte, wurzeltet, gewurzelt)
    • festwachsen werkwoord (wachse fest, wächst fest, wuchs fest, wuchst fest, festgewachsen)
    • einwachsen werkwoord (wachse ein, wächst ein, wuchs ein, wuchset ein, eingewachsen)

Conjugations for wortelen:

o.t.t.
  1. wortel
  2. wortelt
  3. wortelt
  4. wortelen
  5. wortelen
  6. wortelen
o.v.t.
  1. wortelde
  2. wortelde
  3. wortelde
  4. wortelden
  5. wortelden
  6. wortelden
v.t.t.
  1. ben geworteld
  2. bent geworteld
  3. is geworteld
  4. zijn geworteld
  5. zijn geworteld
  6. zijn geworteld
v.v.t.
  1. was geworteld
  2. was geworteld
  3. was geworteld
  4. waren geworteld
  5. waren geworteld
  6. waren geworteld
o.t.t.t.
  1. zal wortelen
  2. zult wortelen
  3. zal wortelen
  4. zullen wortelen
  5. zullen wortelen
  6. zullen wortelen
o.v.t.t.
  1. zou wortelen
  2. zou wortelen
  3. zou wortelen
  4. zouden wortelen
  5. zouden wortelen
  6. zouden wortelen
diversen
  1. wortel!
  2. wortelt!
  3. geworteld
  4. wortelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor wortelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einwachsen vastgroeien; wortel schieten; wortelen
festwachsen vastgroeien; wortel schieten; wortelen
wurzeln vastgroeien; wortel schieten; wortelen

Verwante woorden van "wortelen":