Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sloven (Nederlands) in het Duits

sloven:

sloven werkwoord (sloof, slooft, sloofte, slooften, geslooft)

  1. sloven (zich afsloven; zwoegen; ploeteren; )
    schuften; sich abrackern; sich abarbeiten; sich abmühen
  2. sloven (hard werken; half dood werken; afbeulen; )
    schwer arbeiten; schuften

Conjugations for sloven:

o.t.t.
  1. sloof
  2. slooft
  3. slooft
  4. sloven
  5. sloven
  6. sloven
o.v.t.
  1. sloofte
  2. sloofte
  3. sloofte
  4. slooften
  5. slooften
  6. slooften
v.t.t.
  1. heb geslooft
  2. hebt geslooft
  3. heeft geslooft
  4. hebben geslooft
  5. hebben geslooft
  6. hebben geslooft
v.v.t.
  1. had geslooft
  2. had geslooft
  3. had geslooft
  4. hadden geslooft
  5. hadden geslooft
  6. hadden geslooft
o.t.t.t.
  1. zal sloven
  2. zult sloven
  3. zal sloven
  4. zullen sloven
  5. zullen sloven
  6. zullen sloven
o.v.t.t.
  1. zou sloven
  2. zou sloven
  3. zou sloven
  4. zouden sloven
  5. zouden sloven
  6. zouden sloven
en verder
  1. ben geslooft
  2. bent geslooft
  3. is geslooft
  4. zijn geslooft
  5. zijn geslooft
  6. zijn geslooft
diversen
  1. sloof!
  2. slooft!
  3. geslooft
  4. slovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sloven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schuften aanpoten; afbeulen; afjakkeren; afsloven; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen aanpoten; flink aanpakken; grondig aanpakken; hard werken; hardlopen; rennen; stevig aanpakken; streng behandelen; uitsloven
schwer arbeiten aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven flink aanpakken; grondig aanpakken; stevig aanpakken
sich abarbeiten afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
sich abmühen afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen aanpoten; aftobben; flink aanpakken; hard werken
sich abrackern afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen aanpoten; flink aanpakken; hard werken; uitsloven; zich uitsloven

Verwante woorden van "sloven":


sloof:

sloof [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de sloof (schort; voorschoot; werkschort; schortje)
    die Schürze
    • Schürze [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. de sloof (huissloof; moeke)
    die Arbeitstier; Arbeitspferd; Hausmütterchen; die Frau die sich im Haushalt abrackert

Vertaal Matrix voor sloof:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Arbeitspferd huissloof; moeke; sloof loonslaaf; werkezel; werkpaard; werkslaaf
Arbeitstier huissloof; moeke; sloof loonslaaf; uitslover; werkezel; werkpaard; werkslaaf
Frau die sich im Haushalt abrackert huissloof; moeke; sloof
Hausmütterchen huissloof; moeke; sloof
Schürze schort; schortje; sloof; voorschoot; werkschort hes; kiel; loshangend kort overkleed; overgooier

Verwante woorden van "sloof":