Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. gerucht:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gerucht (Nederlands) in het Spaans

gerucht:

gerucht [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gerucht (vals gerucht)
    el chisme; el rumor
    • chisme [el ~] zelfstandig naamwoord
    • rumor [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gerucht:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chisme gerucht; vals gerucht achterklap; gebabbel; geklap; geklep; geklets; gekout; gepraat; geroddel; incident; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; zaakje
rumor gerucht; vals gerucht achterklap; geluid; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; luidruchtigheid; mare; officieus bericht; roddel; roddelpraat; rumoer; zwartmaken

Verwante woorden van "gerucht":

  • geruchten

Wiktionary: gerucht


Cross Translation:
FromToVia
gerucht rumor rumeur — Information diffusée dont la véracité est douteuse
gerucht sonido son — Quelque chose que l’on peut écouter, entendre.

Verwante vertalingen van gerucht