Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rumoer (Nederlands) in het Spaans

rumoer:

rumoer [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het rumoer (gedruis; tumult)
    el ruido; el zumbido; el tumulto; el alboroto; el estruendo; el disturbio; el estrépito
  2. het rumoer (lawaai; kabaal; spektakel; herrie; leven)
    el ruido; el tumulto; el barullo; el estruendo; la aglomeración; la afluencia; la agitación
  3. het rumoer (geluid)
    la ballanga; el jaleo; el escándalo; el estruendo; el rumor; el tumulto; el alboroto
    • ballanga [la ~] zelfstandig naamwoord
    • jaleo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • escándalo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • estruendo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • rumor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • tumulto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. het rumoer (tumult; pandemonium; opschudding; )
    el alboroto
  5. het rumoer (kouwe drukte; drukte; ophef)
    la pamplinas

Vertaal Matrix voor rumoer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afluencia herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel drom; heil; het toestromen; het toevloeien; massa; menigte; mensenmassa; oploopje; samenkomst; toeloop; toestroom; troep; voorspoed; welzijn
agitación herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel agitatie; beroering; deining; drukte; gedoe; gedraaf; gedrang; gehaast; geharrewar; gehol; gejaag; gejaagdheid; gejacht; gejakker; gewoel; omhaal; ongedurigheid; onrust; onrustigheid; ophef; oproer; opruiing; opschudding; opstand; opstootje; opzien; rel; rep; roerigheid; schommeling; sensatie; stress; toeloop; toevloed; turbulentie; verwarring; volksoproer; vuistgevecht; werveling; wiegeling; zeegang
aglomeración herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel agglomeratie; drukte; gedrang; opeenhoping; opstopping; opstuwing; toeloop; toevloed; verstopping
alboroto beroering; drukte; gedruis; geluid; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult burengerucht; burenoverlast; deining; drukte; gebrul; gebulder; gedrang; geharrewar; gekrijs; geschreeuw; misbaar; oproer; opschudding; opstand; opstootje; opzien; ordeverstoring; rel; rustverstoring; schommeling; sensatie; stampei; stennis; tamtam; toeloop; toevloed; verwarring; volksoproer; vuistgevecht; wiegeling; zeegang
ballanga geluid; rumoer
barullo herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel donderslagen; drukte; gedoe; gedonder; gedonderjaag; gedrang; geravot; gestoei; heisa; luidruchtigheid; omhaal; oploop; soepzootje; stoeierij; stoeipartij; toeloop; toestand; toevloed
disturbio gedruis; rumoer; tumult ongeregeldheid; oproer; opstand; opstootje; rebellie; rel; tegenstand; verzet; volksoproer; volksopstand; vuistgevecht; weerstand
escándalo geluid; rumoer luidruchtigheid; schandaal; schandaaltje; schandaleuze daad; soepzootje; stampei; stennis; tamtam
estruendo gedruis; geluid; herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel; tumult afstorten; gebrul; gebulder; gedreun; gekrijs; geloei; geraas; geschreeuw; herrie; lawaai; loeien van de wind; neerstorten; ontlading; plotselinge uitbarsting; tumult
estrépito gedruis; rumoer; tumult gebrom; gemurmel; geroezemoes; herrie; lawaai; tumult
jaleo geluid; rumoer drukte; gedoe; gedram; gedrang; geharrewar; getob; gezanik; gezeur; hinder; last; moeite; omhaal; overlast; rommelig gedoe; soesa; toeloop; toevloed
pamplinas drukte; kouwe drukte; ophef; rumoer
ruido gedruis; herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel; tumult gebrom; gezoem; herrie; klank; klankgeluid; lawaai; luidruchtigheid; toon; tumult
rumor geluid; rumoer achterklap; geroddel; gerucht; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; luidruchtigheid; mare; officieus bericht; roddel; roddelpraat; vals gerucht; zwartmaken
tumulto gedruis; geluid; herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel; tumult chaos; geharrewar; heksenketel; keet; luidruchtigheid; oproer; opstand; opstootje; ordeverstoring; puinhoop; regelloosheid; rel; stennis; stoornis; verstoring; volksoproer; vuistgevecht; wanorde; wanordelijkheid; zootje
zumbido gedruis; rumoer; tumult buzzer; gebrom; gegons; gemurmel; geroezemoes; gesnor; gezoem

Verwante woorden van "rumoer":

  • rumoeren

Wiktionary: rumoer


Cross Translation:
FromToVia
rumoer rumor rumeur — Information diffusée dont la véracité est douteuse