Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanstrepen (Nederlands) in het Frans

aanstrepen:

aanstrepen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanstrepen
    le marquer
    • marquer [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. aanstrepen (afvinken; aankruisen)
    le fait de cocher; le fait de marquer d'un v

aanstrepen werkwoord (streep aan, streept aan, streepte aan, streepten aan, aangestreept)

  1. aanstrepen (vinken; afvinken)
    cocher; marquer; marquer d'un trait; marquer d'un point
    • cocher werkwoord (coche, coches, cochons, cochez, )
    • marquer werkwoord (marque, marques, marquons, marquez, )
    • marquer d'un trait werkwoord
    • marquer d'un point werkwoord

Conjugations for aanstrepen:

o.t.t.
  1. streep aan
  2. streept aan
  3. streept aan
  4. strepen aan
  5. strepen aan
  6. strepen aan
o.v.t.
  1. streepte aan
  2. streepte aan
  3. streepte aan
  4. streepten aan
  5. streepten aan
  6. streepten aan
v.t.t.
  1. heb aangestreept
  2. hebt aangestreept
  3. heeft aangestreept
  4. hebben aangestreept
  5. hebben aangestreept
  6. hebben aangestreept
v.v.t.
  1. had aangestreept
  2. had aangestreept
  3. had aangestreept
  4. hadden aangestreept
  5. hadden aangestreept
  6. hadden aangestreept
o.t.t.t.
  1. zal aanstrepen
  2. zult aanstrepen
  3. zal aanstrepen
  4. zullen aanstrepen
  5. zullen aanstrepen
  6. zullen aanstrepen
o.v.t.t.
  1. zou aanstrepen
  2. zou aanstrepen
  3. zou aanstrepen
  4. zouden aanstrepen
  5. zouden aanstrepen
  6. zouden aanstrepen
diversen
  1. streep aan!
  2. streept aan!
  3. aangestreept
  4. aanstrepende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanstrepen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fait de cocher aankruisen; aanstrepen; afvinken
fait de marquer d'un v aankruisen; aanstrepen; afvinken
marquer aanstrepen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cocher aanstrepen; afvinken; vinken aankruisen; aanstippen; aantallen afstrepen; aantippen; merken; tippen; turven
marquer aanstrepen; afvinken; vinken aankruisen; aanstippen; aantippen; afbakenen; afpalen; aftekenen; afzetten; begrenzen; bevestigen; branden; brandmerken; contrasteren; ergens aan bevestigen; inbranden; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; keurmerken; markeren; merken; omlijnen; stempel drukken op; taggen; tippen; typeren; van stigma's voorzien; vastmaken; vastzetten
marquer d'un point aanstrepen; afvinken; vinken aanroeren; aanstippen; aantippen; even aanraken; tippen
marquer d'un trait aanstrepen; afvinken; vinken aanstippen; aantippen; branden; brandmerken; inbranden; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; markeren; tippen; typeren; van stigma's voorzien