Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. priegelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor priegelen (Nederlands) in het Frans

priegelen:

priegelen werkwoord (priegel, priegelt, priegelde, priegelden, gepriegeld)

  1. priegelen
    fignoler; travailler minutieusement
    • fignoler werkwoord (fignole, fignoles, fignolons, fignolez, )

Conjugations for priegelen:

o.t.t.
  1. priegel
  2. priegelt
  3. priegelt
  4. priegelen
  5. priegelen
  6. priegelen
o.v.t.
  1. priegelde
  2. priegelde
  3. priegelde
  4. priegelden
  5. priegelden
  6. priegelden
v.t.t.
  1. heb gepriegeld
  2. hebt gepriegeld
  3. heeft gepriegeld
  4. hebben gepriegeld
  5. hebben gepriegeld
  6. hebben gepriegeld
v.v.t.
  1. had gepriegeld
  2. had gepriegeld
  3. had gepriegeld
  4. hadden gepriegeld
  5. hadden gepriegeld
  6. hadden gepriegeld
o.t.t.t.
  1. zal priegelen
  2. zult priegelen
  3. zal priegelen
  4. zullen priegelen
  5. zullen priegelen
  6. zullen priegelen
o.v.t.t.
  1. zou priegelen
  2. zou priegelen
  3. zou priegelen
  4. zouden priegelen
  5. zouden priegelen
  6. zouden priegelen
diversen
  1. priegel!
  2. priegelt!
  3. gepriegeld
  4. priegelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor priegelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fignoler priegelen
travailler minutieusement priegelen