Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. ruimen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ruimend (Nederlands) in het Frans

ruimend vorm van ruimen:

ruimen werkwoord (ruim, ruimt, ruimde, ruimden, geruimd)

  1. ruimen
    enlever; débarrasser; balayer
    • enlever werkwoord (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, )
    • débarrasser werkwoord (débarrasse, débarrasses, débarrassons, débarrassez, )
    • balayer werkwoord (balaye, balayes, balayons, balayez, )

Conjugations for ruimen:

o.t.t.
  1. ruim
  2. ruimt
  3. ruimt
  4. ruimen
  5. ruimen
  6. ruimen
o.v.t.
  1. ruimde
  2. ruimde
  3. ruimde
  4. ruimden
  5. ruimden
  6. ruimden
v.t.t.
  1. heb geruimd
  2. hebt geruimd
  3. heeft geruimd
  4. hebben geruimd
  5. hebben geruimd
  6. hebben geruimd
v.v.t.
  1. had geruimd
  2. had geruimd
  3. had geruimd
  4. hadden geruimd
  5. hadden geruimd
  6. hadden geruimd
o.t.t.t.
  1. zal ruimen
  2. zult ruimen
  3. zal ruimen
  4. zullen ruimen
  5. zullen ruimen
  6. zullen ruimen
o.v.t.t.
  1. zou ruimen
  2. zou ruimen
  3. zou ruimen
  4. zouden ruimen
  5. zouden ruimen
  6. zouden ruimen
diversen
  1. ruim!
  2. ruimt!
  3. geruimd
  4. ruimend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ruimen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
balayer ruimen afvegen; begeleiden; bezemen; leiden; meevoeren; opvegen; uitgommen; uitroeien; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vagen; vegen; vlakken; voeren; wegvagen; wegvegen; wissen
débarrasser ruimen afdekken; afhelpen; afruimen; bergen; bevrijden van; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leegmaken; opdrinken; opruimen; uitdrinken; uitgieten; uitschenken
enlever ruimen aanwrijven; achteroverdrukken; afhalen; afnemen; afplukken; afrukken; afscheuren; benemen; beroven; beroven van; beschuldigen; bestelen; blameren; depriveren; erafhalen; eruit nemen; gappen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; inpikken; jatten; kapen; kidnappen; kwalijk nemen; laken; ledigen; leeghalen; leegmaken; leegstelen; legen; loshalen; lospeuteren; losplukken; meenemen; naar buiten halen; nadragen; ontfutselen; ontkleden; ontnemen; ontvoeren; ontvreemden; ophalen; pikken; plukken; plunderen; roven; schaken; snaaien; stelen; te kort doen; toeëigenen; uitdoen; uitgommen; uithalen; uitkleden; uitnemen; uittrekken; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; vlakken; voor de voeten gooien; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; wegsnijden; wegsteken; wegstoppen; wegvegen; wissen