Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor kabinetten in het Nederlands

kabinetten:

kabinetten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de kabinetten
    de kasten; de kabinetten
    • kasten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • kabinetten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Verwante woorden van "kabinetten":


kabinet:

kabinet [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kabinet
    de regering; het gouvernement; het gezag; het kabinet
    • regering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gouvernement [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gezag [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kabinet [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. het kabinet
    het kabinet; Kamer der Staten-Generaal; de kamer
  3. het kabinet
    kabinetkast; het kabinet
  4. het kabinet
    – alle ministers bij elkaar 1
    het kabinet
    – alle ministers bij elkaar 1
    • kabinet [het ~] zelfstandig naamwoord
      • het kabinet heeft een besluit genomen1
  5. het kabinet
    – grote, ouderwetse kast 1
    het kabinet
    – grote, ouderwetse kast 1
    • kabinet [het ~] zelfstandig naamwoord
      • in het kabinet van oma lagen stapels linnengoed1

Verwante woorden van "kabinet":


Verwante definities voor "kabinet":

  1. alle ministers bij elkaar1
    • het kabinet heeft een besluit genomen1
  2. grote, ouderwetse kast1
    • in het kabinet van oma lagen stapels linnengoed1