Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. schamp:
  2. schampen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor schamp in het Nederlands

schamp:

schamp [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de schamp
    de beschimping; de belediging; de spot; de schamp
    • beschimping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • belediging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • spot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schamp [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "schamp":


schamp vorm van schampen:

schampen werkwoord (schamp, schampt, schampte, schampten, geschampt)

  1. schampen
    schampen
    • schampen werkwoord (schamp, schampt, schampte, schampten, geschampt)

Conjugations for schampen:

o.t.t.
  1. schamp
  2. schampt
  3. schampt
  4. schampen
  5. schampen
  6. schampen
o.v.t.
  1. schampte
  2. schampte
  3. schampte
  4. schampten
  5. schampten
  6. schampten
v.t.t.
  1. heb geschampt
  2. hebt geschampt
  3. heeft geschampt
  4. hebben geschampt
  5. hebben geschampt
  6. hebben geschampt
v.v.t.
  1. had geschampt
  2. had geschampt
  3. had geschampt
  4. hadden geschampt
  5. hadden geschampt
  6. hadden geschampt
o.t.t.t.
  1. zal schampen
  2. zult schampen
  3. zal schampen
  4. zullen schampen
  5. zullen schampen
  6. zullen schampen
o.v.t.t.
  1. zou schampen
  2. zou schampen
  3. zou schampen
  4. zouden schampen
  5. zouden schampen
  6. zouden schampen
en verder
  1. ben geschampt
  2. bent geschampt
  3. is geschampt
  4. zijn geschampt
  5. zijn geschampt
  6. zijn geschampt
diversen
  1. schamp!
  2. schampt!
  3. geschampt
  4. schampende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "schampen":