Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. uitschakelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitschakelen (Nederlands) in het Zweeds

uitschakelen:

uitschakelen werkwoord (schakel uit, schakelt uit, schakelde uit, schakelden uit, uitgeschakeld)

  1. uitschakelen (uitmaken; uitzetten; afzetten; uitdoen)
    släcka; stänga av
    • släcka werkwoord (släckar, släckade, släckat)
    • stänga av werkwoord (stänger av, stängde av, stängt av)
  2. uitschakelen (op non-actief stellen; uitrangeren)
    stänga av
    • stänga av werkwoord (stänger av, stängde av, stängt av)
  3. uitschakelen
  4. uitschakelen
    stänga av; inaktivera

Conjugations for uitschakelen:

o.t.t.
  1. schakel uit
  2. schakelt uit
  3. schakelt uit
  4. schakelen uit
  5. schakelen uit
  6. schakelen uit
o.v.t.
  1. schakelde uit
  2. schakelde uit
  3. schakelde uit
  4. schakelden uit
  5. schakelden uit
  6. schakelden uit
v.t.t.
  1. heb uitgeschakeld
  2. hebt uitgeschakeld
  3. heeft uitgeschakeld
  4. hebben uitgeschakeld
  5. hebben uitgeschakeld
  6. hebben uitgeschakeld
v.v.t.
  1. had uitgeschakeld
  2. had uitgeschakeld
  3. had uitgeschakeld
  4. hadden uitgeschakeld
  5. hadden uitgeschakeld
  6. hadden uitgeschakeld
o.t.t.t.
  1. zal uitschakelen
  2. zult uitschakelen
  3. zal uitschakelen
  4. zullen uitschakelen
  5. zullen uitschakelen
  6. zullen uitschakelen
o.v.t.t.
  1. zou uitschakelen
  2. zou uitschakelen
  3. zou uitschakelen
  4. zouden uitschakelen
  5. zouden uitschakelen
  6. zouden uitschakelen
en verder
  1. ben uitgeschakeld
  2. bent uitgeschakeld
  3. is uitgeschakeld
  4. zijn uitgeschakeld
  5. zijn uitgeschakeld
  6. zijn uitgeschakeld
diversen
  1. schakel uit!
  2. schakelt uit!
  3. uitgeschakeld
  4. uitschakelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitschakelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inaktivera uitschakelen
släcka afzetten; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten blussen; doven; lessen; smoren; stillen; uitblussen; uitdoen; uitdoven; uitdraaien
stänga av afzetten; op non-actief stellen; uitdoen; uitmaken; uitrangeren; uitschakelen; uitzetten toedraaien
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
avmarkera uitschakelen

Wiktionary: uitschakelen


Cross Translation:
FromToVia
uitschakelen deaktivera; avaktivera disable — to deactivate a function of an electronical or mechanical device
uitschakelen sätta av ausstellen — abschalten
uitschakelen undanröja; röja ur vägen beseitigenumgangssprachlich: jemanden töten
uitschakelen undanröja; avlägsna; ta bort beseitigen — etwas beiseite schaffen; etwas entfernen