Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vatbaarheid:
  2. vatbaar:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vatbaarheid (Nederlands) in het Zweeds

vatbaarheid:

vatbaarheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de vatbaarheid (gevoeligheid; zwakte)
    intryckbart

Vertaal Matrix voor vatbaarheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
intryckbart gevoeligheid; vatbaarheid; zwakte

Verwante woorden van "vatbaarheid":


vatbaarheid vorm van vatbaar:

vatbaar bijvoeglijk naamwoord

  1. vatbaar (gevoelig; teergevoelig)
    känsligt; mottaglig; mottagligt
  2. vatbaar (ontvankelijk; openstaand)
    åtkommlig; åtkommligt

Vertaal Matrix voor vatbaar:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
känsligt gevoelig; teergevoelig; vatbaar bewogen; delicaat; fijngevoelig; fijnzinnig; gepassioneerd; gevoelig; gevoelvol; geëmotioneerd; hachelijk; kregel; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair; prikkelbaar; sensitief; teerbesnaard; teergevoelig
mottaglig gevoelig; teergevoelig; vatbaar aansprakelijk; gehouden; onbekrompen; verantwoordelijk
mottagligt gevoelig; teergevoelig; vatbaar aansprakelijk; gehouden; onbekrompen; verantwoordelijk
åtkommlig ontvankelijk; openstaand; vatbaar
åtkommligt ontvankelijk; openstaand; vatbaar

Verwante woorden van "vatbaar":


Wiktionary: vatbaar


Cross Translation:
FromToVia
vatbaar känslig; mottaglig susceptible — likely to be affected by