Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. zeemleren:
  2. zeemleer:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zeemleren (Nederlands) in het Zweeds

zeemleren:

zeemleren bijvoeglijk naamwoord

  1. zeemleren (zemen)
    bluffig; bluffigt

Vertaal Matrix voor zeemleren:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bluffig zeemleren; zemen
bluffigt zeemleren; zemen

Verwante woorden van "zeemleren":


zeemleren vorm van zeemleer:

zeemleer [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het zeemleer
    fönsterläder

Vertaal Matrix voor zeemleer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fönsterläder zeemleer

Verwante woorden van "zeemleer":