Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. overwegen:
  2. overweg:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor overwegen:
    • to consider


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overwegen (Nederlands) in het Engels

overwegen:

overwegen werkwoord (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)

  1. overwegen (beschouwen; overdenken; afwegen)
    to consider; to regard; to think it over; to think out
    • consider werkwoord (considers, considered, considering)
    • regard werkwoord (regards, regarded, regarding)
    • think it over werkwoord (thinks it over, thought it over, thinking it over)
    • think out werkwoord (thinks out, thought out, thinking out)
  2. overwegen (overleggen; beraadslagen)
    to deliberate; to consider; to reflect; to have a conference; to think it over; to meet; to hold session
    • deliberate werkwoord (deliberates, deliberated, deliberating)
    • consider werkwoord (considers, considered, considering)
    • reflect werkwoord (reflects, reflected, reflecting)
    • have a conference werkwoord (has a conference, had a conference, having a conference)
    • think it over werkwoord (thinks it over, thought it over, thinking it over)
    • meet werkwoord (meets, met, meeting)
    • hold session werkwoord (holds session, held session, holding session)
    to discuss
    – speak with others about (something); talk (something) over in detail; have a discussion 1
    • discuss werkwoord (discusss, discussed, discussing)
      • We discussed our household budget1
  3. overwegen (afwegen; overdenken)
    to consider; to think over
    • consider werkwoord (considers, considered, considering)
    • think over werkwoord (thinks over, thought over, thinking over)
  4. overwegen (in overweging nemen; considereren)
    to consider
    • consider werkwoord (considers, considered, considering)

Conjugations for overwegen:

o.t.t.
  1. overweeg
  2. overweegt
  3. overweegt
  4. overwegen
  5. overwegen
  6. overwegen
o.v.t.
  1. overwoog
  2. overwoog
  3. overwoog
  4. overwogen
  5. overwogen
  6. overwogen
v.t.t.
  1. heb overwogen
  2. hebt overwogen
  3. heeft overwogen
  4. hebben overwogen
  5. hebben overwogen
  6. hebben overwogen
v.v.t.
  1. had overwogen
  2. had overwogen
  3. had overwogen
  4. hadden overwogen
  5. hadden overwogen
  6. hadden overwogen
o.t.t.t.
  1. zal overwegen
  2. zult overwegen
  3. zal overwegen
  4. zullen overwegen
  5. zullen overwegen
  6. zullen overwegen
o.v.t.t.
  1. zou overwegen
  2. zou overwegen
  3. zou overwegen
  4. zouden overwegen
  5. zouden overwegen
  6. zouden overwegen
en verder
  1. is overwogen
  2. zijn overwogen
diversen
  1. overweeg!
  2. overweegt!
  3. overwogen
  4. overwegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

overwegen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het overwegen (afwegen)
    the considering

Vertaal Matrix voor overwegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
considering afwegen; overwegen
regard aanbidden; achting; eerbied; eerbiedigen; eerbiediging; hoogachting; ontzag; respect; verering; verheerlijking; verheffen; waardering
think it over beraad
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consider afwegen; beraadslagen; beschouwen; considereren; in overweging nemen; overdenken; overleggen; overwegen aanbevelen; aanraden; afwegen; bekijken; beraden; bezinnen; consideren; houden voor; iemand recommanderen; iets overwegen; in acht nemen; kunnen doodvallen; nadenken; nomineren; ontzien; op het oog hebben; overdenken; peinzen; piekeren; prakkiseren; sparen; veronderstellen te zijn; verschonen; voordragen; wikken en wegen
deliberate beraadslagen; overleggen; overwegen
discuss beraadslagen; overleggen; overwegen bediscussiëren; bepraten; bespreken; converseren; debatteren; discussiëren; doordiscussiëren; doorpraten; doorspreken; onderwerp behandelen; overleg voeren; praten; praten over; ruzie bijleggen; spreken; spreken over; uitpraten
have a conference beraadslagen; overleggen; overwegen confereren; een conferentie houden; in bespreking zijn; vergaderen
hold session beraadslagen; overleggen; overwegen confereren; een conferentie houden; in bespreking zijn; vergaderen
meet beraadslagen; overleggen; overwegen aantreffen; bijeenkomen; confereren; een conferentie houden; elkaar ontmoeten; in vergadering bijeenzijn; kennis maken met; kennismaken; ontmoeten; samenkomen; tegenkomen; treffen; vinden
reflect beraadslagen; overleggen; overwegen afspiegelen; bezinnen; echoën; nadenken; peinzen; piekeren; prakkiseren; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen; weerschijnen; weerspiegelen
regard afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen aangaan; achten; betreffen; raken; slaan op
think it over afwegen; beraadslagen; beschouwen; overdenken; overleggen; overwegen
think out afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen doordenken
think over afwegen; overdenken; overwegen doordenken
- wikken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deliberate bewust; expres; intentioneel; met opzet; moedwillig; opzettelijk; voorbedacht; welbewust; weldoordacht; weloverwogen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
considering gezien; met het oog op; overwegende

Verwante woorden van "overwegen":


Synoniemen voor "overwegen":

  • wikken

Verwante definities voor "overwegen":

  1. voor- en nadelen afwegen2
    • ik heb het voorstel overwogen2

Wiktionary: overwegen

overwegen
verb
  1. de voor- en nadelen bezien alvorens een beslissing te nemen
overwegen
verb
  1. to work over mentally
  2. consider carefully
  3. think of doing
  4. think about seriously

Cross Translation:
FromToVia
overwegen consider bedenken — sich gedanklich mit etwas auseinandersetzen
overwegen ponder erwägen — vorhaben
overwegen consider erwägen — in Betracht ziehen
overwegen ponder wägengehoben, transitiv: die Vor- und Nachteile betrachten, bevor man eine Entscheidung trifft
overwegen notice aviser — Faire réflexion sur quelque chose
overwegen consider; regard; account; take into account; ponder; reflect considérerregarder attentivement.

overwegen vorm van overweg:

overweg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de overweg
    the road crossing

Vertaal Matrix voor overweg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
road crossing overweg

Verwante woorden van "overweg":


Verwante definities voor "overweg":

  1. ermee om kunnen gaan2
    • ik kan niet met hem overweg2

Wiktionary: overweg

overweg
noun
  1. at-grade crossing

Cross Translation:
FromToVia
overweg level crossing passage à niveau — ferro|fr Endroit où une route et une voie ferrée se rencontrent à niveau, c’est-à-dire au même niveau, contrairement à un pont-route (la route passe au-dessus de la voie ferrée) ou à un pont-rail (la voie ferrée passe au-dessus de la route).

Verwante vertalingen van overwegen