Nederlands

Uitgebreide vertaling voor winnen (Nederlands) in het Frans

winnen:

winnen werkwoord (win, wint, won, wonnen, gewonnen)

  1. winnen (overwinnen; te boven komen; verslaan)
    vaincre; triompher; gagner; remporter une victoire
    • vaincre werkwoord (vaincs, vainc, vainquons, vainquez, )
    • triompher werkwoord (triomphe, triomphes, triomphons, triomphez, )
    • gagner werkwoord (gagne, gagnes, gagnons, gagnez, )
  2. winnen (de overwinning behalen; zegevieren)
    gagner; triompher; vaincre; remporter une victoire; triompher de; être victorieux
    • gagner werkwoord (gagne, gagnes, gagnons, gagnez, )
    • triompher werkwoord (triomphe, triomphes, triomphons, triomphez, )
    • vaincre werkwoord (vaincs, vainc, vainquons, vainquez, )
    • triompher de werkwoord
    • être victorieux werkwoord
  3. winnen (verkrijgen; behalen)
    obtenir; atteindre; gagner; réaliser; parvenir à
    • obtenir werkwoord (obtiens, obtient, obtenons, obtenez, )
    • atteindre werkwoord (atteins, atteint, atteignons, atteignez, )
    • gagner werkwoord (gagne, gagnes, gagnons, gagnez, )
    • réaliser werkwoord (réalise, réalises, réalisons, réalisez, )
    • parvenir à werkwoord

Conjugations for winnen:

o.t.t.
  1. win
  2. wint
  3. wint
  4. winnen
  5. winnen
  6. winnen
o.v.t.
  1. won
  2. won
  3. won
  4. wonnen
  5. wonnen
  6. wonnen
v.t.t.
  1. heb gewonnen
  2. hebt gewonnen
  3. heeft gewonnen
  4. hebben gewonnen
  5. hebben gewonnen
  6. hebben gewonnen
v.v.t.
  1. had gewonnen
  2. had gewonnen
  3. had gewonnen
  4. hadden gewonnen
  5. hadden gewonnen
  6. hadden gewonnen
o.t.t.t.
  1. zal winnen
  2. zult winnen
  3. zal winnen
  4. zullen winnen
  5. zullen winnen
  6. zullen winnen
o.v.t.t.
  1. zou winnen
  2. zou winnen
  3. zou winnen
  4. zouden winnen
  5. zouden winnen
  6. zouden winnen
diversen
  1. win!
  2. wint!
  3. gewonnen
  4. winnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor winnen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atteindre behalen; verkrijgen; winnen aangaan; aankomen; aflopen; arriveren; bereiken; beroeren; betreffen; doordringen; komen tot; ontroeren; penetreren in; raken; reiken; resulteren; slaan op; terechtkomen; treffen; uitkomen bij; uitvloeien in; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
gagner behalen; de overwinning behalen; overwinnen; te boven komen; verkrijgen; verslaan; winnen; zegevieren bekruipen; besparen; binnenbrengen; binnenhalen; eigen maken; geld besparen; gewinnen; halen; het gevoel krijgen; iets bemachtigen; kopen; matigen; minder gebruiken; overmannen; overmeesteren; overweldigen; pakken; te pakken krijgen; verdienen; verkrijgen; verwerven; zich meester maken van
obtenir behalen; verkrijgen; winnen aanschaffen; bemachtigen; binnenbrengen; binnenhalen; eigen maken; halen; iets bemachtigen; kopen; pakken; te pakken krijgen; toekrijgen; verkrijgen; verwerven
parvenir à behalen; verkrijgen; winnen aflopen; bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voor elkaar krijgen; voorbijgaan
remporter une victoire de overwinning behalen; overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen; zegevieren
réaliser behalen; verkrijgen; winnen arbeiden; bedingen; begrijpen; bewerkstelligen; doen; fixen; handelen; iets bemachtigen; in het leven roepen; inzien; klaarspelen; lappen; maken; met het verstand vatten; realiseren; regisseren; scheppen; snappen; te pakken krijgen; ten gelde maken; tot stand brengen; tot stand komen; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verkrijgen; verrichten; verwerkelijken; verwezenlijken; voor elkaar krijgen; werken; zich voltrekken
triompher de overwinning behalen; overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen; zegevieren jubelen; juichen; triomferen; zegepralen
triompher de de overwinning behalen; winnen; zegevieren
vaincre de overwinning behalen; overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen; zegevieren overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van
être victorieux de overwinning behalen; winnen; zegevieren
- kloppen

Synoniemen voor "winnen":


Antoniemen van "winnen":


Verwante definities voor "winnen":

  1. de beste zijn, de meeste punten halen1
    • Ajax heeft deze wedstrijd gewonnen1
  2. het ergens uit halen1
    • zout wordt uit de grond gewonnen1

Wiktionary: winnen

winnen
verb
  1. als beste partij uit een wedstrijd komen
winnen
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. Gagner, obtenir

Cross Translation:
FromToVia
winnen gagner gain — acquire
winnen gagner; vaincre win — transitive: achieve victory in
winnen gagner win — intransitive: achieve by winning
winnen remporter gewinnen — (intransitiv)in einem Kampf, Wettstreit oder Ähnlichem als Sieger beziehungsweise Siegerin hervorgehen
winnen gagner gewinnen — (transitiv) einen Wettkampf, einen Wettstreit, ein Streitgespräch oder Ähnliches zu seinem Vorteil und Nutzen entscheiden
winnen gagner gewinnen — (intransitiv) durch eigenen Aufwand, Einsatz, eigene Bemühung (und günstige Umstand) etwas erstrebenswert beziehungsweise wünschenswert erlangen
winnen extraire gewinnen — (transitiv) zumeist mineralische Rohstoffanreicherungen aus dem Erdinnere heraufholen, um diese (industriell) weiterverarbeiten; eine natürliche Rohstofflagerstätte (industriell) ausbeuten
winnen tirer; produire gewinnen — (transitiv) etwas aus einem Naturerzeugnis entstehen lassen, hervorbringen, produzieren

Verwante vertalingen van winnen