Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Anheften (Duits) in het Spaans

Anheften:

Anheften [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Anheften (Anheftung; Festheftung; Festheften)
    la fijación; el empalme; la juntura
  2. Anheften (Anfügen)
    el atar
    • atar [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. Anheften (Ankleben)
    el pegarse
    • pegarse [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. Anheften (Ankleben)
    la junta preparatoria

Vertaal Matrix voor Anheften:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atar Anfügen; Anheften Anknöpfen
empalme Anheften; Anheftung; Festheften; Festheftung Abzweigung; Allianz; Anfügung; Bastard; Gabelung; Hinzufügung; Hybride; Knotenpunkt; Kombination; Konnexion; Kopplung; Kreuzpunkt; Kreuzung; Kreuzungsstelle; Kreuzverbindung; Mittelpunkt; Schnittpunkt; Straßenkreuzung; Verbindung; Verkehrsknotenpunkt; Verzweigung; Zusammenfügung; Zusammenlegung; Zusammenschluß; Zweigrohr; dreiarmige Weggabelung
fijación Anheften; Anheftung; Festheften; Festheftung Befestigung; Beglaubigung; Bekräftigung; Bestätigung; Definition; Fimmel; Fixierung; Maßnahme; Obsession; Wahnidee; Zusammensetzung; Zusammenstellung; Zwangsvorstellung; Zwangvorstellung
junta preparatoria Anheften; Ankleben
juntura Anheften; Anheftung; Festheften; Festheftung Abteilung; Anfügung; Bruderschaft; Brüderschaft; Bund; Bündnis; Fuge; Gelenk; Gelenkknubbel; Gemeinschaft; Genossenschaft; Geschäftsstelle; Gesellschaft; Gilde; Hinzufügung; Kameradschaft; Klub; Koalition; Kombination; Kopplung; Korporation; Naht; Schweißnaht; Sektion; Spalt; Verband; Verbindung; Verbindungsstück; Verein; Vereinigung; Zusammenfügung; Zusammenlegung; Zusammenschluß
pegarse Anheften; Ankleben Ankleben; Kleben; Plakken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atar an einander befestigen; anbinden; anheften; anknöpfen; anreihen; aufbinden; aufknoten; aufreien; befestigen; binden; den Mund verbieten; einpferchen; einschließen; einschnüren; einsperren; erpressen; fesseln; festbinden; festhalten; festheften; festknöpfen; festknüpfen; festlegen; festmachen; festschnallen; festsetzen; festzurren; gefangen halten; heften; hinhalten; hochbinden; in Haft behalten; internieren; klammern; knebeln; schnüren; umbinden; umwinden; unterbinden; verankern; verhaften; verknoten; verknüpfen; verschließen; zubinden; zurren; zusammenballen; zusammenbinden; zuschnüren
pegarse anbacken; animieren; ankleben; anleimen; anspornen; ausnehmen; begaunern; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; betrügen; ermuntern; ermutigen; festkleben; haften; heften; hintergehen; kleben; leimen; motivieren; prellen; stimulieren; verladen; zusammenkleben; übervorteilen

Synoniemen voor "Anheften":

  • Beiheften