Engels

Uitgebreide vertaling voor annoyed (Engels) in het Nederlands

annoyed:

annoyed bijvoeglijk naamwoord

  1. annoyed (furious; mad; upset; )
    kwaad; boos; furieus; woedend; hels; razend; nijdig; woest; dol; laaiend; tierend
    • kwaad bijvoeglijk naamwoord
    • boos bijvoeglijk naamwoord
    • furieus bijvoeglijk naamwoord
    • woedend bijvoeglijk naamwoord
    • hels bijvoeglijk naamwoord
    • razend bijvoeglijk naamwoord
    • nijdig bijvoeglijk naamwoord
    • woest bijvoeglijk naamwoord
    • dol bijvoeglijk naamwoord
    • laaiend bijvoeglijk naamwoord
    • tierend bijvoeglijk naamwoord
  2. annoyed (indignant; displeased; upset; )
    verontwaardigd; gebelgd; misnoegd; verstoord; gekwetst
  3. annoyed (disgruntled; displeased with)
    verstoord; misnoegd
  4. annoyed (bothered; irritated)
    geprikkeld; geïrriteerd; geërgerd

Vertaal Matrix voor annoyed:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kwaad Beelzebuub; Lord of Evil; Lucifer; Prince of Darkness; Satan; daemon; demon; devil; wickedness
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boos annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset angry; cross; enraged; incensed; irate; livid; seething; venomous; vicious; virulent; vitriolic; wicked; wrathful
dol annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset
furieus annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset angry; enraged; irate; livid; seething
gebelgd angry; annoyed; displeased; enraged; indignant; irate; livid; upset; vexed angry; cross; discontented; disgruntled; displeased; dissatisfied; enraged; incensed; venomous; vicious; virulent; vitriolic; wicked; wrathful
gekwetst angry; annoyed; displeased; enraged; indignant; irate; livid; upset; vexed hurt; offended; wounded
geprikkeld annoyed; bothered; irritated bad-tempered; disgruntled; irritated; nettled; piqued; pissed off; put out; sore
geïrriteerd annoyed; bothered; irritated bad-tempered; irritated; nettled; piqued; pissed off; sore
hels annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset hellish; infernal
kwaad annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset angry; bitter; blazing; cross; enraged; fiery; furious; glaring; incensed; indignant; irate; livid; seething; sharp; venomous; vicious; virulent; vitriolic; wicked; wrathful
laaiend annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset
misnoegd angry; annoyed; disgruntled; displeased; displeased with; enraged; indignant; irate; livid; upset; vexed discontented; disgruntled; displeased; dissatisfied; put out
nijdig annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset angry; bitter; blazing; cross; enraged; envious; fiery; furious; glaring; incensed; indignant; irate; jealous; livid; seething; sharp; venomous; vicious; virulent; vitriolic; wicked; wrathful
razend annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset angry; enraged; irate; livid; seething
verontwaardigd angry; annoyed; displeased; enraged; indignant; irate; livid; upset; vexed
verstoord angry; annoyed; disgruntled; displeased; displeased with; enraged; indignant; irate; livid; upset; vexed
woedend annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset angry; bitter; blazing; fiery; furious; glaring; indignant; sharp; virulent
woest annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset angry; enraged; feral; irate; livid; seething; unbroken; untamed; wild
- harassed; harried; pestered; vexed
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geërgerd annoyed; bothered; irritated bad-tempered; irritated; nettled; piqued; pissed off; sore
tierend annoyed; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; mad; raging; upset

Verwante woorden van "annoyed":


Synoniemen voor "annoyed":


Verwante definities voor "annoyed":

  1. troubled persistently especially with petty annoyances1

Wiktionary: annoyed


Cross Translation:
FromToVia
annoyed kwaad böse — von bösen Gefühlen, Gedanken erfüllt, verleitet, bestimmt; verärgert, wütend
annoyed zuur sauerbildhaft:
annoyed boos; kwaad ungehalten — seinen Unwillen nicht haltend sondern ihm Raum gebend

annoy:

to annoy werkwoord (annoies, annoyed, annoying)

  1. to annoy (irritate; cause irritation; chafe; )
    irriteren; op de zenuwen werken; vervelen
    • irriteren werkwoord (irriteer, irriteert, irriteerde, irriteerden, geïrriteerd)
    • vervelen werkwoord (verveel, verveelt, verveelde, verveelden, verveeld)
    ergeren
    – iets doen wat hij vervelend vindt 2
    • ergeren werkwoord (erger, ergert, ergerde, ergerden, geërgerd)
      • ik erger hem met die muziek2
  2. to annoy (give offence; shock; scandalize; be annoying; scandalise)
    shockeren; choqueren; schokken; aanstoot geven
    • shockeren werkwoord (schokeer, schokeert, schokeerde, schokeerden, geshockeerd)
    • choqueren werkwoord (choqueer, choqueert, choqueerde, choqueerden, gechoqueerd)
    • schokken werkwoord (schok, schokt, schokte, schokten, geschokt)
    • aanstoot geven werkwoord (geef aanstoot, geeft aanstoot, gaf aanstoot, gaven aanstoot, aanstoot gegeven)
  3. to annoy (interrupt; bother; disturb)
    storen
    • storen werkwoord (stoor, stoort, stoorde, stoorden, gestoord)

Conjugations for annoy:

present
  1. annoy
  2. annoy
  3. annoies
  4. annoy
  5. annoy
  6. annoy
simple past
  1. annoyed
  2. annoyed
  3. annoyed
  4. annoyed
  5. annoyed
  6. annoyed
present perfect
  1. have annoyed
  2. have annoyed
  3. has annoyed
  4. have annoyed
  5. have annoyed
  6. have annoyed
past continuous
  1. was annoying
  2. were annoying
  3. was annoying
  4. were annoying
  5. were annoying
  6. were annoying
future
  1. shall annoy
  2. will annoy
  3. will annoy
  4. shall annoy
  5. will annoy
  6. will annoy
continuous present
  1. am annoying
  2. are annoying
  3. is annoying
  4. are annoying
  5. are annoying
  6. are annoying
subjunctive
  1. be annoyed
  2. be annoyed
  3. be annoyed
  4. be annoyed
  5. be annoyed
  6. be annoyed
diverse
  1. annoy!
  2. let's annoy!
  3. annoyed
  4. annoying
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor annoy:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schokken colliding; jolting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstoot geven annoy; be annoying; give offence; scandalise; scandalize; shock repulse; shock
choqueren annoy; be annoying; give offence; scandalise; scandalize; shock repulse; shock
ergeren anger; annoy; cause irritation; chafe; give offence; irritate; vex
irriteren anger; annoy; cause irritation; chafe; give offence; irritate; vex
op de zenuwen werken anger; annoy; cause irritation; chafe; give offence; irritate; vex
schokken annoy; be annoying; give offence; scandalise; scandalize; shock frighten; jolt; shake; startle; tremble
shockeren annoy; be annoying; give offence; scandalise; scandalize; shock repulse; shock
storen annoy; bother; disturb; interrupt block; hamper; hinder; impede; make impossible; thwart
vervelen anger; annoy; cause irritation; chafe; give offence; irritate; vex be boring; bore
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- fill with indignation; provoke; vex

Verwante woorden van "annoy":


Synoniemen voor "annoy":


Wiktionary: annoy

annoy
verb
  1. to disturb or irritate
annoy
verb
  1. gevoelens van onvrede veroorzaken
  2. pijnigen

Cross Translation:
FromToVia
annoy ergeren; verontwaardigen; aanstoken; irriteren; ophitsen; op stang jagen; prikkelen; sarren; plagen; agaceren agaceraffecter d’une irritation nerveuse.
annoy bedroeven; ergeren chagriner — Causer du chagrin, rendre triste.
annoy belemmeren; hinderen; storen; verstoren gêner — Causer de la gêne
annoy ergeren; verontwaardigen indigner — Remplir d’indignation

Verwante vertalingen van annoyed