Engels

Uitgebreide vertaling voor mediate (Engels) in het Nederlands

mediate:

to mediate werkwoord (mediates, mediated, mediating)

  1. to mediate
    – occupy an intermediate or middle position or form a connecting link or stage between two others 1
  2. to mediate (negotiate; negociate)
    – act between parties with a view to reconciling differences 1
    bemiddelen; tussenkomen
    • bemiddelen werkwoord (bemiddel, bemiddelt, bemiddelde, bemiddelden, bemiddeld)
    • tussenkomen werkwoord (kom tussen, komt tussen, kwam tussen, kwamen tussen, tussengekomen)
  3. to mediate (step in; interfere; intervene; )
    – act between parties with a view to reconciling differences 1
    interfereren; interveniëren; tussenkomen; ingrijpen; interrumperen; bemiddelen; tussenbeide komen
    • interfereren werkwoord (interfereer, interfereert, interfereerde, interfereerden, geïnterfereerd)
    • interveniëren werkwoord (interveniëer, interveniëert, interveniëerde, interveniëerden, geïnterveniëerd)
    • tussenkomen werkwoord (kom tussen, komt tussen, kwam tussen, kwamen tussen, tussengekomen)
    • ingrijpen werkwoord (grijp in, grijpt in, greep in, grepen in, ingegrepen)
    • interrumperen werkwoord (interrumpeer, interrumpeert, interrumpeerde, interrumpeerden, geïnterrumpeerd)
    • bemiddelen werkwoord (bemiddel, bemiddelt, bemiddelde, bemiddelden, bemiddeld)
    • tussenbeide komen werkwoord (kom tussenbeide, komt tussenbeide, kwam tussenbeide, kwamen tussenbeide, tussenbeide gekomen)
  4. to mediate (bargain; negotiate; haggle; negociate)
    – act between parties with a view to reconciling differences 1
    onderhandelen; afdingen; marchanderen; pingelen; sjacheren; afpingelen
    • onderhandelen werkwoord (onderhandel, onderhandelt, onderhandelde, onderhandelden, onderhandeld)
    • afdingen werkwoord (ding af, dingt af, dong af, dongen af, afgedongen)
    • marchanderen werkwoord (marchandeer, marchandeert, marchandeerde, marchandeerden, gemarchandeerd)
    • pingelen werkwoord (pingel, pingelt, pingelde, pingelden, gepingeld)
    • sjacheren werkwoord (sjacher, sjachert, sjacherde, sjacherden, gesjacherd)
    • afpingelen werkwoord (pingel af, pingelt af, pingelde af, pingelden af, afgepingeld)
  5. to mediate (ponder; muse)
    zinnen op

Conjugations for mediate:

present
  1. mediate
  2. mediate
  3. mediates
  4. mediate
  5. mediate
  6. mediate
simple past
  1. mediated
  2. mediated
  3. mediated
  4. mediated
  5. mediated
  6. mediated
present perfect
  1. have mediated
  2. have mediated
  3. has mediated
  4. have mediated
  5. have mediated
  6. have mediated
past continuous
  1. was mediating
  2. were mediating
  3. was mediating
  4. were mediating
  5. were mediating
  6. were mediating
future
  1. shall mediate
  2. will mediate
  3. will mediate
  4. shall mediate
  5. will mediate
  6. will mediate
continuous present
  1. am mediating
  2. are mediating
  3. is mediating
  4. are mediating
  5. are mediating
  6. are mediating
subjunctive
  1. be mediated
  2. be mediated
  3. be mediated
  4. be mediated
  5. be mediated
  6. be mediated
diverse
  1. mediate!
  2. let's mediate!
  3. mediated
  4. mediating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor mediate:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdingen bartering; haggling; shady dealings
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdingen bargain; haggle; mediate; negociate; negotiate bargain; haggle
afpingelen bargain; haggle; mediate; negociate; negotiate
bemiddelen butt in; come between; intercede; interfere; interrupt; intervene; mediate; negociate; negotiate; step in
ingrijpen butt in; come between; intercede; interfere; interrupt; intervene; mediate; step in dive in; fall to; seize; serve oneself; take
interfereren butt in; come between; intercede; interfere; interrupt; intervene; mediate; step in
interrumperen butt in; come between; intercede; interfere; interrupt; intervene; mediate; step in break in; butt in; intercede; interrupt
interveniëren butt in; come between; intercede; interfere; interrupt; intervene; mediate; step in
marchanderen bargain; haggle; mediate; negociate; negotiate
middelen mediate
onderhandelen bargain; haggle; mediate; negociate; negotiate
pingelen bargain; haggle; mediate; negociate; negotiate
sjacheren bargain; haggle; mediate; negociate; negotiate
tussenbeide komen butt in; come between; intercede; interfere; interrupt; intervene; mediate; step in
tussenkomen butt in; come between; intercede; interfere; interrupt; intervene; mediate; negociate; negotiate; step in
zinnen op mediate; muse; ponder
- arbitrate; intercede; intermediate; liaise
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- in-between; middle
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
tegengestelden verenigen mediate
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- act as an intermediary in; act as intermediary in

Verwante woorden van "mediate":


Synoniemen voor "mediate":


Antoniemen van "mediate":


Verwante definities voor "mediate":

  1. acting through or dependent on an intervening agency1
    • the disease spread by mediate as well as direct contact1
  2. being neither at the beginning nor at the end in a series1
    • in a mediate position1
  3. act between parties with a view to reconciling differences1
    • He mediated a settlement1
  4. occupy an intermediate or middle position or form a connecting link or stage between two others1
    • mediate between the old and the new1

Wiktionary: mediate

mediate
verb
  1. trachten overeenstemming tussen twee partijen tot stand te brengen