Spaans

Uitgebreide synoniemen voor vigor in het Spaans

vigor:

vigor [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el vigor
    el vigor; la fuerza; el poder; la capacidad; el dominio; la fortaleza; la potencia; el potencial; la energía; el dinamismo; la vitalidad; la autoridad; la potestad; la vigencia
  2. el vigor
    el vigor; la fuerza; la resistencia; la dureza; la robustez
    • vigor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fuerza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • resistencia [la ~] zelfstandig naamwoord
    • dureza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • robustez [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. el vigor
    el vigor; la validez; la vigencia; la valentía; la vitalidad; la fuerza; la fortaleza; la eficacia; la energía; el entusiasmo; la ganas de trabajar; la capacidad de trabajo; la capacidad laboral
  4. el vigor
    la tenacidad; la seguridad; la solvencia; el vigor; la solidez; la robustez
  5. el vigor
    el vigor
    • vigor [el ~] zelfstandig naamwoord
  6. el vigor
    la tracción; la fuerza; la propulsión; el vigor; la fortaleza; la facultad; la locomoción; la fuerza motriz; la fuerza propulsora
  7. el vigor
    la fuerza; el vigor; la resistencia; la dureza; el endurecimiento; la robustez

Verwante woorden van "vigor":

  • vigores, vigora, vigoras

Alternatieve synoniemen voor "vigor":


Verwante synoniemen voor vigor