Frans

Uitgebreide vertaling voor contrarié (Frans) in het Nederlands

contrarié:

contrarié bijvoeglijk naamwoord

  1. contrarié (touché au vif)
    ontstemd; gepikeerd
  2. contrarié (de mauvaise humeur; grincheux; mécontent; )
    geprikkeld; gepikeerd; wrevelig; misnoegd; ontstemd

Vertaal Matrix voor contrarié:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gepikeerd avec hargne; contrarié; d'un air mécontent; de mauvaise humeur; grincheusement; grincheux; hargneusement; hargneux; irrité; mécontent; touché au vif
geprikkeld avec hargne; contrarié; d'un air mécontent; de mauvaise humeur; grincheusement; grincheux; hargneusement; hargneux; irrité; mécontent d'une manière agitée; de mauvais poil; excitable; hargneux; irascible; irritable; irrité; sensible; susceptible; vexé; à prendre avec des pincettes; échauffé; énervé
misnoegd avec hargne; contrarié; d'un air mécontent; de mauvaise humeur; grincheusement; grincheux; hargneusement; hargneux; irrité; mécontent acariâtre; avec dépit; avec hargne; courroucé; d'un air mécontent; d'une humeur massacrante; en colère; ennuyé; enragé; grincheuse; grincheusement; grincheux; hargneuse; hargneusement; hargneux; indigné; irrité; mécontent; outré; vexé
ontstemd avec hargne; contrarié; d'un air mécontent; de mauvaise humeur; grincheusement; grincheux; hargneusement; hargneux; irrité; mécontent; touché au vif
wrevelig avec hargne; contrarié; d'un air mécontent; de mauvaise humeur; grincheusement; grincheux; hargneusement; hargneux; irrité; mécontent bref; court; d'un air maussade; d'un ton traînard; de mauvaise humeur; grincheuse; grincheux; grognon; grondeur; hargneux; irascible; irrité; maussade; renfrogné

Synoniemen voor "contrarié":


Wiktionary: contrarié

contrarié
  1. -
    • contrariéboos

Cross Translation:
FromToVia
contrarié geërgerde; geërgerd cross — angry, annoyed
contrarié ontdaan; geschokt; van streek; overstuur upset — angry, distressed, unhappy

contrarier:

contrarier werkwoord (contrarie, contraries, contrarions, contrariez, )

  1. contrarier (contrecarrer; traverser les projets de; arrêter; )
    tegenwerken; dwarsbomen; dwarsliggen
    • tegenwerken werkwoord (werk tegen, werkt tegen, werkte tegen, werkten tegen, tegengewerkt)
    • dwarsbomen werkwoord (dwarsboom, dwarsboomt, dwarsboomde, dwarsboomden, gedwarsboomd)
    • dwarsliggen werkwoord (lig dwars, ligt dwars, lag dwars, lagen dwars, dwarsgelegen)
  2. contrarier (contrecarrer; se rebeller; s'opposer à)
    tegenwerken; tegengaan; tegenstreven; weerstreven
    • tegenwerken werkwoord (werk tegen, werkt tegen, werkte tegen, werkten tegen, tegengewerkt)
    • tegengaan werkwoord (ga tegen, gaat tegen, ging tegen, gingen tegen, tegengegaan)
    • tegenstreven werkwoord (streef tegen, streeft tegen, streefte tegen, streeften tegen, tegengestreefd)
    • weerstreven werkwoord (weerstreef, weerstreeft, weerstreefde, weerstreefden, weerstreefd)
  3. contrarier (faire échouer)
    een stokje steken voor; verijdelen; doen mislukken
  4. contrarier (avoir quelque chose sur le coeur; gêner; chicaner)
    dwarszitten; op zijn hart hebben
  5. contrarier (chicaner)
    chicaneren; kleinzielig gedragen
    • chicaneren werkwoord (chicaneer, chicaneert, chicaneerde, chicaneerden, gechicaneerd)
    • kleinzielig gedragen werkwoord (gedraag kleinzielig, gedraagt kleinzielig, gedroeg kleinzielig, gedroegen kleinzielig, kleinzielig gedragen)

Conjugations for contrarier:

Présent
  1. contrarie
  2. contraries
  3. contrarie
  4. contrarions
  5. contrariez
  6. contrarient
imparfait
  1. contrariais
  2. contrariais
  3. contrariait
  4. contrariions
  5. contrariiez
  6. contrariaient
passé simple
  1. contrariai
  2. contrarias
  3. contraria
  4. contrariâmes
  5. contrariâtes
  6. contrarièrent
futur simple
  1. contrarierai
  2. contrarieras
  3. contrariera
  4. contrarierons
  5. contrarierez
  6. contrarieront
subjonctif présent
  1. que je contrarie
  2. que tu contraries
  3. qu'il contrarie
  4. que nous contrariions
  5. que vous contrariiez
  6. qu'ils contrarient
conditionnel présent
  1. contrarierais
  2. contrarierais
  3. contrarierait
  4. contrarierions
  5. contrarieriez
  6. contrarieraient
passé composé
  1. ai contrarié
  2. as contrarié
  3. a contrarié
  4. avons contrarié
  5. avez contrarié
  6. ont contrarié
divers
  1. contrarie!
  2. contrariez!
  3. contrarions!
  4. contrarié
  5. contrariant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor contrarier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tegengaan contre; endiguement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chicaneren chicaner; contrarier
doen mislukken contrarier; faire échouer
dwarsbomen arrêter; barrer; contrarier; contrecarrer; empêcher; frustrer; gêner; retenir; stopper; traverser les projets de
dwarsliggen arrêter; barrer; contrarier; contrecarrer; empêcher; frustrer; gêner; retenir; stopper; traverser les projets de
dwarszitten avoir quelque chose sur le coeur; chicaner; contrarier; gêner
een stokje steken voor contrarier; faire échouer
kleinzielig gedragen chicaner; contrarier
op zijn hart hebben avoir quelque chose sur le coeur; chicaner; contrarier; gêner
tegengaan contrarier; contrecarrer; s'opposer à; se rebeller
tegenstreven contrarier; contrecarrer; s'opposer à; se rebeller
tegenwerken arrêter; barrer; contrarier; contrecarrer; empêcher; frustrer; gêner; retenir; s'opposer à; se rebeller; stopper; traverser les projets de compliquer; rendre difficile
verijdelen contrarier; faire échouer annihiler; annuler; déboutonner; décrocher; déjouer; dénouer; fermer; lever; liquider; supprimer
weerstreven contrarier; contrecarrer; s'opposer à; se rebeller

Synoniemen voor "contrarier":


Wiktionary: contrarier

contrarier
verb
  1. Empêcher d’agir, d’aboutir
contrarier
verb
  1. tegenwerken, dwars liggen
  2. tegenwerken, moeilijkheden geven
  3. zich tegen iets verzetten

Cross Translation:
FromToVia
contrarier dwarsbomen thwart — to prevent; to halt; to cause failure



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor contrarié (Nederlands) in het Frans

contrarie:

contrarie bijvoeglijk naamwoord

  1. contrarie (andersom; tegenovergesteld; tegengesteld; tegendeel; omgekeerd)
    contraire; vis-à-vis; en sens inverse; inverse; opposé; en revanche; en arrière; à rebours; en face; de retour; contradictoire; antinomique; de l'autre côté

Vertaal Matrix voor contrarie:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contraire antipool; omgekeerde; tegendeel; tegenovergestelde; tegenpool
inverse tegendeel; tegenovergestelde
opposé antipool; omgekeerde; strijdende opvatting; tegendeel; tegenovergestelde; tegenpool; tegenstelling
vis-à-vis overbuur
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
antinomique andersom; contrarie; omgekeerd; tegendeel; tegengesteld; tegenovergesteld hiertegen; onverenigbaar; strijdig; tegen; tegengesteld; tegenstrijdig
contradictoire andersom; contrarie; omgekeerd; tegendeel; tegengesteld; tegenovergesteld hiertegen; in strijd met; onverenigbaar; strijdig; tegen; tegengesteld; tegenstrijdig; tegenstrijdig met
contraire andersom; contrarie; omgekeerd; tegendeel; tegengesteld; tegenovergesteld contrair; hiertegen; onverenigbaar; strijdig; tegen; tegengesteld; tegenstrijdig
de l'autre côté andersom; contrarie; omgekeerd; tegendeel; tegengesteld; tegenovergesteld aan de andere kant; aan de overkant; aan de overzijde; aan die kant; aan gene zijde; daar; daarginds; ginder; ginds; hiertegenover; tegenoverliggend
de retour andersom; contrarie; omgekeerd; tegendeel; tegengesteld; tegenovergesteld andermaal; averechts; nogmaals; opnieuw; verkeerd; weder; wederom; weer; weerom
en arrière andersom; contrarie; omgekeerd; tegendeel; tegengesteld; tegenovergesteld achteren; achterom; achteruit; achterwaarts; averechts; naar achter; naar achteren; retour; rugwaarts; terug; verkeerd
en face andersom; contrarie; omgekeerd; tegendeel; tegengesteld; tegenovergesteld aan de andere kant; aan de overkant; aan de overzijde; aan die kant; en face; hiertegenover; tegenover; tegenovergelegen; tegenoverliggend; van voren
en revanche andersom; contrarie; omgekeerd; tegendeel; tegengesteld; tegenovergesteld integendeel
en sens inverse andersom; contrarie; omgekeerd; tegendeel; tegengesteld; tegenovergesteld
inverse andersom; contrarie; omgekeerd; tegendeel; tegengesteld; tegenovergesteld achteruit; achterwaarts; hiertegen; naar achter; naar achteren; onverenigbaar; rugwaarts; strijdig; tegen; tegengesteld; tegenstrijdig; terug
opposé andersom; contrarie; omgekeerd; tegendeel; tegengesteld; tegenovergesteld hiertegen; onverenigbaar; strijdig; tegen; tegengesteld; tegenstrijdig
vis-à-vis andersom; contrarie; omgekeerd; tegendeel; tegengesteld; tegenovergesteld
à rebours andersom; contrarie; omgekeerd; tegendeel; tegengesteld; tegenovergesteld averechts; verkeerd