Nederlands

Uitgebreide vertaling voor trekkend (Nederlands) in het Engels

trekkend:

trekkend bijvoeglijk naamwoord

  1. trekkend (ambulant)
    ambulant; ambulatory; travelling; traveling

Vertaal Matrix voor trekkend:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ambulant ambulant; trekkend
ambulatory ambulant; trekkend gaande
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
traveling ambulant; trekkend rondreizend
travelling ambulant; trekkend rondreizend

trekken:

trekken werkwoord (trek, trekt, trok, trokken, getrokken)

  1. trekken (voorttrekken)
    to draw; to drag along; to pull; to haul; to lug
    • draw werkwoord (draws, drew, drawing)
    • drag along werkwoord (drags along, dragged along, dragging along)
    • pull werkwoord (pulls, pulled, pulling)
    • haul werkwoord (hauls, hauled, hauling)
    • lug werkwoord (lugs, lugged, lugging)
  2. trekken (rukken)
    – met kracht naar je toehalen 1
    to pull
    – apply force so as to cause motion towards the source of the motion 2
    • pull werkwoord (pulls, pulled, pulling)
      • pull the string gently2
      • pull the trigger of the gun2
      • pull your knees towards your chin2
    to tug
    – pull hard 2
    • tug werkwoord (tugs, tugged, tugging)
      • The prisoner tugged at the chains2
      • This movie tugs at the heart strings2
  3. trekken (rondreizen; reizen; zwerven)
    to travel; to hike; to travel about
    • travel werkwoord (travels, travelled, travelling)
    • hike werkwoord (hikes, hiked, hiking)
    • travel about werkwoord (travels about, travelled about, travelling about)
  4. trekken
    to draw
    – To prepare a bill of exchange or a promissory note. 3
    • draw werkwoord (draws, drew, drawing)

Conjugations for trekken:

o.t.t.
  1. trek
  2. trekt
  3. trekt
  4. trekken
  5. trekken
  6. trekken
o.v.t.
  1. trok
  2. trok
  3. trok
  4. trokken
  5. trokken
  6. trokken
v.t.t.
  1. heb getrokken
  2. hebt getrokken
  3. heeft getrokken
  4. hebben getrokken
  5. hebben getrokken
  6. hebben getrokken
v.v.t.
  1. had getrokken
  2. had getrokken
  3. had getrokken
  4. hadden getrokken
  5. hadden getrokken
  6. hadden getrokken
o.t.t.t.
  1. zal trekken
  2. zult trekken
  3. zal trekken
  4. zullen trekken
  5. zullen trekken
  6. zullen trekken
o.v.t.t.
  1. zou trekken
  2. zou trekken
  3. zou trekken
  4. zouden trekken
  5. zouden trekken
  6. zouden trekken
en verder
  1. ben getrokken
  2. bent getrokken
  3. is getrokken
  4. zijn getrokken
  5. zijn getrokken
  6. zijn getrokken
diversen
  1. trek !
  2. trekt !
  3. getrokken
  4. trekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor trekken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draw attractie; trekking; trekpleister
haul belading; lading; last; vracht
hike dwaaltocht; expeditie; kuier; loopje; mars; omloop; ommetje; omzwerving; reis; rit; tocht; tochtje; toer; trektocht; uitje; voetreis; voettocht; wandeling; wandeltocht; zwerftocht
pull aantrekken; haal; haaltje; invloed; pull; ruk; straktrekken; trek; trekje; trekje aan een sigaret
travel reis
tug sleper
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drag along trekken; voorttrekken meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen
draw trekken; voorttrekken afbeelden; afsluiten; bijtrekken; dichtdoen; erbij trekken; krabbelen; lenen; naartoe trekken; ontlenen; portretteren; schilderen; sluiten; tekenen; toedoen; toemaken; uittekenen
haul trekken; voorttrekken aanslepen; eruit halen; met een takel ophijsen; slepen; sleuren; takelen; te voorschijn trekken
hike reizen; rondreizen; trekken; zwerven
lug trekken; voorttrekken sjorren
pull rukken; trekken; voorttrekken aftrekken; pull; sleuren; zich aftrekken
travel reizen; rondreizen; trekken; zwerven afleggen; afreizen; heengaan; meters maken; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken
travel about reizen; rondreizen; trekken; zwerven bereizen; rondtrekken
tug rukken; trekken sjorren

Verwante woorden van "trekken":


Verwante definities voor "trekken":

  1. een tocht maken1
    • hij trekt deze vakantie door Frankrijk1
  2. met kracht naar je toehalen1
    • als je aan het touw trekt, gaat de deur open1
  3. verhuizen naar een ander gebied1
    • in de winter trekken de ooievaars naar het zuiden1
  4. verplaatsen door naar je toe te halen1
    • het paard trekt de wagen1

Wiktionary: trekken

trekken
verb
  1. op een voorwerp een kracht uitoefenen in een richting die ervan wegvoert
  2. een lijn aanbrengen
  3. een lange tocht uitvoeren
  4. aandacht opwekken
  5. nog te sorteren
trekken
verb
  1. to travel, to make a trip or voyage
  2. to deviate gently from the intended direction of travel
  3. to determine the result of a lottery
  4. to pull out
  5. arouse interest
  6. apply force to (something) so it comes towards one

Cross Translation:
FromToVia
trekken draw a bill of exchange trassierenGeschäftsleben: einen Wechsel auf einen anderen ziehen oder ausstellen
trekken travel wandern — einen längeren Weg in der Natur zu Fuß zurücklegen
trekken migrate; move wandern — (häufig, in regelmäßigen Abständen) den Aufenthaltsort wechseln
trekken pull; draw ziehen — mit Anwendung von Kraft auf sich zu bewegen
trekken draw ziehenZahn, Probe, Karte, Los: entnehmen
trekken draw ziehenbeim Rauchen: an Pfeife, Zigarette usw. saugen
trekken draw ziehenvon Tee oder Ähnlichem: mit der Zeit im Wasser seinen Geschmack entfalten
trekken drag; pull zurren(transitiv), mundartlich, umgangssprachlich: Synonym für „zerren“, „ziehen“
trekken couch; demean; deprave; discredit; downsize; destroy; ruin; wreck; decrease; lessen; diminish; shrink; abridge; cry down; cut up; demolish; pull to pieces; run down; write down; draw; streak; mortify abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur.
trekken attract; draw; appeal; allure allécher — (figuré) Attirer par le plaisir, par l’espérance, par la séduction, etc.
trekken attract; draw; appeal; allure appâterattirer avec un appât.
trekken attract; decoy; lure; entice; induce; persuade; appeal to; draw attirertirer, faire venir à soi.
trekken draw; design dessiner — Reeprésenter par un dessin
trekken solicit; beg; implore; plead; appeal; beseech; attract; draw; allure solliciterinciter ou exciter à faire quelque chose.
trekken draw; haul; tug; draught; drawl; tow; twitch; extricate tirermouvoir vers soi, amener vers soi ou après soi.
trekken drag; tow; pull; trail; drag along trainertirer après soi.
trekken drag; tow; pull; trail; drag along traînertirer après soi.