Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aangestoten (Nederlands) in het Spaans

aangestoten:

aangestoten bijvoeglijk naamwoord

  1. aangestoten
    chocado; chocado con; chocado contra

Vertaal Matrix voor aangestoten:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chocado aangestoten tegenop gereden
chocado con aangestoten
chocado contra aangestoten

aanstoten:

aanstoten werkwoord (stoot aan, stootte aan, stootten aan, aangestoten)

  1. aanstoten

Conjugations for aanstoten:

o.t.t.
  1. stoot aan
  2. stoot aan
  3. stoot aan
  4. stoten aan
  5. stoten aan
  6. stoten aan
o.v.t.
  1. stootte aan
  2. stootte aan
  3. stootte aan
  4. stootten aan
  5. stootten aan
  6. stootten aan
v.t.t.
  1. heb aangestoten
  2. hebt aangestoten
  3. heeft aangestoten
  4. hebben aangestoten
  5. hebben aangestoten
  6. hebben aangestoten
v.v.t.
  1. had aangestoten
  2. had aangestoten
  3. had aangestoten
  4. hadden aangestoten
  5. hadden aangestoten
  6. hadden aangestoten
o.t.t.t.
  1. zal aanstoten
  2. zult aanstoten
  3. zal aanstoten
  4. zullen aanstoten
  5. zullen aanstoten
  6. zullen aanstoten
o.v.t.t.
  1. zou aanstoten
  2. zou aanstoten
  3. zou aanstoten
  4. zouden aanstoten
  5. zouden aanstoten
  6. zouden aanstoten
diversen
  1. stoot aan!
  2. stoot aan!
  3. aangestoten
  4. aanstotende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanstoten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanstoten (porren)
    el empujar
    • empujar [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. aanstoten (proosten)
    el beber a la salud de; el brindar por uno

Vertaal Matrix voor aanstoten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beber a la salud de aanstoten; proosten
brindar por uno aanstoten; proosten
empujar aanstoten; porren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beber a la salud de een toost uitbrengen; toosten
chocar con aanstoten aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op
darse contra aanstoten
empujar aanduwen; aanjagen; aansporen; aanzetten; aanzwiepen; doordouwen; doorzetten; dringen; duwen; een por geven; iemand van de plaats dringen; indrukken; induwen; motiveren; opdrijven; opduwen; opendrukken; openstoten; opjutten; opzwepen; porren; sterk prikkelen; stoten; verdringen; voortbewegen; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; vooruitduwen; wegjagen