Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gehaastheid (Nederlands) in het Spaans

gehaastheid:

gehaastheid [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. gehaastheid (haastigheid; haast; spoed; ijl; overijling)
    la de prisa; la prisas; la urgencia; la premura; el apresuramiento; la presteza; la rapidez; el apremio; la prontitud; la marcha; el afán; la diligencia

Vertaal Matrix voor gehaastheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afán gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed aandrang; aandrift; ambitie; begeerte; begeren; begerige ijver; drang; drift; eerzucht; gauwigheid; geploeter; gezwindheid; gezwoeg; graagte; gretigheid; heftig verlangen; hevig verlangen; impuls; instinct; lust; neiging; noeste vlijt; rapheid; rapiditeit; schielijkheid; smachten; snelheid; tempo; vaart; verlangen; vlotheid; vlugheid; wens; wensen; zucht
apremio gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed bevelschrift; consigne; dwangbevel; gauwigheid; opdracht; order; taak
apresuramiento gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed bespoediging; gauwigheid; gejaagdheid; gezwindheid; overhaasting; rapheid; rapiditeit; schielijkheid; snelheid; tempo; urgentie; vaart; verhaasting; vlotheid; vlugheid
de prisa gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed
diligencia gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed arbeidzaamheid; postkoets
marcha gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed actie; beloop; beweging; ceremonie; doorgang; doorloop; doping; gang; gangpad; gebaar; gezwindheid; heengaan; lichaamsbeweging; omhaal; opmars; optocht; passage; pep; pepmiddel; plechtigheid; plichtpleging; processie; protestbijeenkomst; publieke betoging; rapheid; rapiditeit; rijsnelheid; ronde; schielijkheid; snelheid; spoed; staatsie; stoet; tempo; tournee; vaart; vertrekken; vliegreis; vliegtocht; vlotheid; vlucht; vlugheid; voortgang; wandelsport
premura gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed gauwigheid; gezwindheid; rapheid; rapiditeit; schielijkheid; snelheid; tempo; vaart; vlotheid; vlugheid
presteza gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed behendigheid; bekwaamheid; deskundigheid; handigheid; kennis van zaken; kunst; kunstgreep; kunstje; truc; vaardigheid; vakkundigheid
prisas gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed
prontitud gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed gang; gezwindheid; kwiekheid; rapheid; rapiditeit; rijsnelheid; schielijkheid; snelheid; spoed; tempo; vaart; vlotheid; vlugheid
rapidez gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed gang; gauwigheid; gezwindheid; kwiekheid; rapheid; rapiditeit; rijsnelheid; schielijkheid; snelheid; spoed; tempo; vaart; vlotheid; vlugheid
urgencia gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed gang; snelheid; spoed; tempo; urgentie; vaart
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
de prisa flitsend; gehaast; gejaagd; gestressed; haastend; haastig; hip; in alle haast; in allerijl; inderhaast; jachtig; rap; snel; trendy; vlot; vlug