Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. afspraak:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afspraak (Nederlands) in het Frans

afspraak:

afspraak [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de afspraak (afgesproken ontmoeting; liaison)
    le rendez-vous; la liaison
  2. de afspraak (regeling; akkoord; overeenkomst; schikking)
    l'arrangement; la convention; l'accord; le consentement
  3. de afspraak
    le rendez-vous

Vertaal Matrix voor afspraak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accord afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking accoord; accorderen; afspreken; akkoord; arrangement; bijval; compromis; contract; deal; eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; fiat; gemeenschappelijkheid; goedkeuring; goedvinden; harmonie; instemming; overeenkomst; overeenstemmen; overeenstemming; permissie; regeling; saamhorigheid; saamhorigheidsgevoel; schikking; solidariteit; toelating; toestemming; transactie; verbondenheid; vereffening; vergelijk; zaak
arrangement afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking afdoening; afhandeling; akkoord; arrangement; bewerking; compromis; herschreven stuk; hiërarchie; indeling; instrumentatie; opbouw; opstelling; ordening; organisatie; orkestratie; rang; rangorde; rangschikken; rangschikking; regeling; samenstelling; schikking; structuur; systeem; vereffening; vergelijk; volgorde
consentement afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking akkoord; autorisatie; bijval; fiat; goedkeuring; instemming; jawoord; machtiging; meegaandheid; toestemming; volgzaamheid; volmacht
convention afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking accoord; accorderen; afspreken; akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; contract; federatie; gemeenschappelijkheid; goedkeuring; liga; overeenkomst; overeenstemmen; pact; toestemming; traktaat; unie; verbond; verdrag
liaison afgesproken ontmoeting; afspraak; liaison OLE/DDE-koppeling; aaneenkoppeling; aaneenvoeging; aansluiting; affaire; akkoord; avontuurtje; band; binding; bond; bondgenootschap; connectie; contact; correlatie; federatie; gebondenheid; gegevensbinding; het gebonden zijn; koppelen; koppeling; liaison; liefdesbetrekking; liefdesrelatie; liga; link; onderling verband; pact; relatie; samenhang; samenvoeging; schakel; slippertje; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; verhouding; verkering
rendez-vous afgesproken ontmoeting; afspraak; liaison
- overeenkomst
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
liaison koppelen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
liaison koppelen

Verwante woorden van "afspraak":

  • afspraakje, afspraakjes

Synoniemen voor "afspraak":


Verwante definities voor "afspraak":

  1. wat je (elkaar) belooft1
    • mijn afspraak met de tandarts is om twee uur1

Wiktionary: afspraak

afspraak
noun
  1. een overeenkomst
afspraak
noun
  1. accord que l’on faire d’un différend, d’une querelle.
  2. convention accompagner d’actes publics qui lui donnent un caractère d’une importance primordiale.
  3. Traductions à trier suivant le sens.
  4. Réunion galante entre amoureux

Cross Translation:
FromToVia
afspraak accord; entente; pacte agreement — an understanding to follow a course of conduct
afspraak rendez-vous; rencard appointment — arrangement for a meeting; an engagement
afspraak rendez-vous date — pre-arranged social meeting
afspraak rendez-vous; rendez-vous d'amour tryst — prearranged meeting, now especially between lovers

Verwante vertalingen van afspraak