Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overhaasten (Nederlands) in het Frans

overhaasten:

overhaasten werkwoord (overhaast, overhaastte, overhaastten, overhaast)

  1. overhaasten (zich spoeden; haasten; jagen; )
    se dépêcher; presser; se presser; se précipiter; traquer; hâter; se hâter
    • se dépêcher werkwoord
    • presser werkwoord (presse, presses, pressons, pressez, )
    • se presser werkwoord
    • se précipiter werkwoord
    • traquer werkwoord (traque, traques, traquons, traquez, )
    • hâter werkwoord (hâte, hâtes, hâtons, hâtez, )
    • se hâter werkwoord

Conjugations for overhaasten:

o.t.t.
  1. overhaast
  2. overhaast
  3. overhaast
  4. overhaasten
  5. overhaasten
  6. overhaasten
o.v.t.
  1. overhaastte
  2. overhaastte
  3. overhaastte
  4. overhaastten
  5. overhaastten
  6. overhaastten
v.t.t.
  1. ben overhaast
  2. bent overhaast
  3. is overhaast
  4. zijn overhaast
  5. zijn overhaast
  6. zijn overhaast
v.v.t.
  1. was overhaast
  2. was overhaast
  3. was overhaast
  4. waren overhaast
  5. waren overhaast
  6. waren overhaast
o.t.t.t.
  1. zal overhaasten
  2. zult overhaasten
  3. zal overhaasten
  4. zullen overhaasten
  5. zullen overhaasten
  6. zullen overhaasten
o.v.t.t.
  1. zou overhaasten
  2. zou overhaasten
  3. zou overhaasten
  4. zouden overhaasten
  5. zouden overhaasten
  6. zouden overhaasten
diversen
  1. overhaast!
  2. overhaast!
  3. overhaast
  4. overhaastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overhaasten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hâter aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden accelereren; bespoedigen; haasten; jachten; jakkeren; reppen; spoeden; stressen; tot spoed aanzetten; verhaasten; versnellen
presser aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden aandringen; aandrukken; aanhouden; aanjagen; aansporen; aanzetten; accelereren; bespoedigen; comprimeren; dichtknijpen; drukken; haasten; inpersen; jachten; jakkeren; klemmen; knellen; leegknijpen; omklemmen; omwoelen; op iets aandringen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opjutten; oppersen; persen; porren; reppen; samendrukken; samenpersen; spoeden; strak zitten; tot spoed aanzetten; uitdrukken; uitknijpen; uitpersen; vastdrukken; vastknijpen; verhaasten; versnellen; voortjagen
se dépêcher aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden aantreden; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; toetreden; vliegen; zich haasten; zich spoeden
se hâter aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; stressen; vliegen; zich haasten; zich spoeden
se presser aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; vliegen; zich haasten; zich spoeden; zich verdringen
se précipiter aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; binnenstormen; binnenvliegen; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overvallen; rennen; reppen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; vliegen; zich haasten; zich spoeden; zich storten
traquer aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden achternagaan; achternalopen; nalopen; volgen