Frans

Uitgebreide vertaling voor considérer (Frans) in het Nederlands

considérer:

considérer werkwoord (considère, considères, considérons, considérez, )

  1. considérer (envisager; peser; délibérer; )
    beschouwen; overwegen; overdenken; afwegen
    • beschouwen werkwoord (beschouw, beschouwt, beschouwde, beschouwden, beschouwd)
    • overwegen werkwoord (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
    • afwegen werkwoord (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)
  2. considérer (réfléchir; songer; méditer; être pensif)
    beschouwen; nadenken; overdenken; overpeinzen; bedenken; bespiegelen; peinzen
    • beschouwen werkwoord (beschouw, beschouwt, beschouwde, beschouwden, beschouwd)
    • nadenken werkwoord (denk na, denkt na, dacht na, dachten na, nagedacht)
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
    • overpeinzen werkwoord (overpeins, overpeinst, overpeinsde, overpeinsden, overpeinsd)
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • bespiegelen werkwoord (bespiegel, bespiegelt, bespiegelde, bespiegelden, bespiegeld)
    • peinzen werkwoord (peins, peinst, peinsde, peinsden, gepeinsd)
  3. considérer (réfléchir; délibérer)
    overwegen; in overweging nemen; considereren
  4. considérer (délibérer; réfléchir; débattre; conférer)
    overwegen; beraadslagen
    • overwegen werkwoord (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)
    • beraadslagen werkwoord (beraadslaag, beraadslaagt, beraadslaagde, beraadslaagden, beraadslaagd)
    overleggen
    – het praten erover 1
    • overleggen werkwoord (overleg, overlegt, overlegde, overlegden, overlegd)
  5. considérer (passer en revue; visiter; regarder; )
    bekijken; inspecteren; bezichtigen
    • bekijken werkwoord (bekijk, bekijkt, bekeek, bekeken, bekeken)
    • inspecteren werkwoord (inspecteer, inspecteert, inspecteerde, inspecteerden, geïnspecteerd)
    • bezichtigen werkwoord (bezichtig, bezichtigt, bezichtigde, bezichtigden, bezichtigd)
  6. considérer (apprécier; estimer; respecter; )
    appreciëren; waarderen; op prijs stellen
    • appreciëren werkwoord (apprecieer, apprecieert, apprecieerde, apprecieerden, geapprecieerd)
    • waarderen werkwoord (waardeer, waardeert, waardeerde, waardeerden, gewaardeerd)
    • op prijs stellen werkwoord
  7. considérer (estimer; respecter; honorer; )
    respecteren; eerbiedigen; hoogschatten; achten; hoogachten
    • respecteren werkwoord (respecteer, respecteert, respecteerde, respecteerden, gerespecteerd)
    • eerbiedigen werkwoord (eerbiedig, eerbiedigt, eerbiedigde, eerbiedigden, eerbiedigd)
    • hoogschatten werkwoord (schat hoog, schatte hoog, schatten hoog, gehoogschat)
    • achten werkwoord (acht, achtte, achtten, geacht)
    • hoogachten werkwoord (acht hoog, achtte hoog, achtten hoog, hooggeacht)
  8. considérer (s'identifier à; envisager; se mettre dans la peau de; )
    inleven; voelen; meeleven; invoelen
    • inleven werkwoord (leef in, leeft in, leefde in, leefden in, ingeleefd)
    • voelen werkwoord (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
    • meeleven werkwoord (leef mee, leeft mee, leefde mee, leefden mee, meegeleefd)
    • invoelen werkwoord (voel in, voelt in, voelde in, voelden in, ingevoeld)
  9. considérer (peser; taxer; estimer; évaluer)
    overdenken; consideren; afwegen; beraden; iets overwegen
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
    • consideren werkwoord
    • afwegen werkwoord (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)
    • beraden werkwoord (beraad, beraadt, beraadde, beraadden, beraden)
    • iets overwegen werkwoord
  10. considérer (observer; examiner; fixer; )
    gadeslaan; bekijken; toeschouwen; aankijken
    • gadeslaan werkwoord (sla gade, slaat gade, sloeg gade, sloegen gade, gade geslagen)
    • bekijken werkwoord (bekijk, bekijkt, bekeek, bekeken, bekeken)
    • toeschouwen werkwoord (schouw toe, schouwt toe, schouwde toe, schouwden toe, toegeschouwd)
    • aankijken werkwoord (kijk aan, kijkt aan, keek aan, keken aan, aangekeken)
  11. considérer (délibérer)
  12. considérer (contempler; méditer; envisager; examiner; délibérer)
    doordenken
    • doordenken werkwoord (denk door, denkt door, dacht door, dachten door, doorgedacht)

Conjugations for considérer:

Présent
  1. considère
  2. considères
  3. considère
  4. considérons
  5. considérez
  6. considèrent
imparfait
  1. considérais
  2. considérais
  3. considérait
  4. considérions
  5. considériez
  6. considéraient
passé simple
  1. considérai
  2. considéras
  3. considéra
  4. considérâmes
  5. considérâtes
  6. considérèrent
futur simple
  1. considérerai
  2. considéreras
  3. considérera
  4. considérerons
  5. considérerez
  6. considéreront
subjonctif présent
  1. que je considère
  2. que tu considères
  3. qu'il considère
  4. que nous considérions
  5. que vous considériez
  6. qu'ils considèrent
conditionnel présent
  1. considérerais
  2. considérerais
  3. considérerait
  4. considérerions
  5. considéreriez
  6. considéreraient
passé composé
  1. ai considéré
  2. as considéré
  3. a considéré
  4. avons considéré
  5. avez considéré
  6. ont considéré
divers
  1. considère!
  2. considérez!
  3. considérons!
  4. considéré
  5. considérant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor considérer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankijken regard
achten honneur
afwegen considération
appreciëren appréciation
bespiegelen contemplation; regard
bezichtigen examiner; inspection; visite
eerbiedigen adoration; considération; culte; culte divin; déférence; estime; hommage; respect; vénération; égard
meeleven compassion
overwegen considération
voelen fouiller; tâter; tâtonner
waarderen appréciation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankijken considérer; examiner; fixer; observer; regarder; surveiller; voir jeter les yeux sur; jeter un coup d'oeil sur; jeter un regard; regarder
achten considérer; estimer; honorer; observer; respecter; vénérer; être respectueux
afwegen considérer; contempler; délibérer; envisager; estimer; examiner; méditer; peser; taxer; évaluer apprécier; conjecturer; deviner; déterminer; estimer; faire une expertise; fixer; peser; peser avec soin; prévaloir; repeser; taxer; évaluer
appreciëren apprécier; considérer; estimer; honorer; respecter; révérer; vénérer; être respectueux
bedenken considérer; méditer; réfléchir; songer; être pensif concevoir un plan; fabuler; imaginer; penser à; planifier; projeter; préparer; se rappeler; se souvenir de; tramer
bekijken considérer; contempler; contrôler; examiner; faire une inspection de; fixer; inspecter; observer; passer en revue; regarder; soumettre à une inspection; surveiller; visiter; voir aller se faire foutre; aller se faire voir; apercevoir; constater; contempler; discerner; distinguer; dévisager; embrasser du regard; enregistrer; examiner; faire observer; faire remarquer; faire une inspection de; inspecter; observer; percevoir; regarder; regarder faire; remarquer; se foutre la paix; se rendre compte de; visiter; voir
beraadslagen conférer; considérer; débattre; délibérer; réfléchir
beraden considérer; estimer; peser; taxer; évaluer
beschouwen considérer; contempler; délibérer; envisager; examiner; méditer; peser; réfléchir; songer; être pensif
bespiegelen considérer; méditer; réfléchir; songer; être pensif
bezichtigen considérer; contempler; contrôler; examiner; faire une inspection de; inspecter; observer; passer en revue; regarder; soumettre à une inspection; surveiller; visiter; voir contempler; dévisager; examiner; faire une inspection de; inspecter; regarder; regarder faire; visiter
consideren considérer; estimer; peser; taxer; évaluer
considereren considérer; délibérer; réfléchir
doordenken considérer; contempler; délibérer; envisager; examiner; méditer
eerbiedigen considérer; estimer; honorer; observer; respecter; vénérer; être respectueux respecter
gadeslaan considérer; examiner; fixer; observer; regarder; surveiller; voir apercevoir; distinguer; observer; percevoir; remarquer; se rendre compte de; voir
hoogachten considérer; estimer; honorer; observer; respecter; vénérer; être respectueux
hoogschatten considérer; estimer; honorer; observer; respecter; vénérer; être respectueux
iets overwegen considérer; estimer; peser; taxer; évaluer
in overweging nemen considérer; délibérer; réfléchir
inleven compatir; comprendre; considérer; envisager; figurer; parler sérieusement; présenter; représenter; s'identifier à; s'imaginer; se figurer; se mettre dans la peau de
inspecteren considérer; contempler; contrôler; examiner; faire une inspection de; inspecter; observer; passer en revue; regarder; soumettre à une inspection; surveiller; visiter; voir examiner; faire une inspection de; inspecter; parcourir
invoelen compatir; comprendre; considérer; envisager; figurer; parler sérieusement; présenter; représenter; s'identifier à; s'imaginer; se figurer; se mettre dans la peau de
meeleven compatir; comprendre; considérer; envisager; figurer; parler sérieusement; présenter; représenter; s'identifier à; s'imaginer; se figurer; se mettre dans la peau de compatir; déplorer; exprimer ses condoléances; plaindre; présenter ses condoléances
nadenken considérer; méditer; réfléchir; songer; être pensif carburer; cogiter; méditer; penser; remâcher; ruminer; réfléchir; réfléchir profondément; se biler; se creuser la cervelle; se fatiguer les méninges; se presser le citron; se torturer l'esprit; se tracasser
op prijs stellen apprécier; considérer; estimer; honorer; respecter; révérer; vénérer; être respectueux
overdenken considérer; contempler; délibérer; envisager; estimer; examiner; méditer; peser; réfléchir; songer; taxer; évaluer; être pensif apprécier; conjecturer; deviner; déterminer; estimer; faire une expertise; fixer; prévaloir; repeser; taxer; évaluer
overleggen conférer; considérer; débattre; délibérer; réfléchir
overpeinzen considérer; méditer; réfléchir; songer; être pensif
overwegen conférer; considérer; contempler; débattre; délibérer; envisager; examiner; méditer; peser; réfléchir apprécier; conjecturer; deviner; déterminer; estimer; faire une expertise; fixer; prévaloir; repeser; taxer; évaluer
peinzen considérer; méditer; réfléchir; songer; être pensif carburer; cogiter; méditer; penser; remâcher; ruminer; réfléchir; réfléchir profondément; se biler; se creuser la cervelle; se fatiguer les méninges; se presser le citron; se torturer l'esprit; se tracasser
raad inwinnen considérer; délibérer
respecteren considérer; estimer; honorer; observer; respecter; vénérer; être respectueux
toeschouwen considérer; examiner; fixer; observer; regarder; surveiller; voir contempler; fixer; regarder
voelen compatir; comprendre; considérer; envisager; figurer; parler sérieusement; présenter; représenter; s'identifier à; s'imaginer; se figurer; se mettre dans la peau de apercevoir; constater; distinguer; observer; palper; percevoir; remarquer; ressentir; s'apercevoir de; s'aviser de; saisir par la perception; se rendre compte de; sentir; subir; toucher; tâter; tâtonner; vivre; voir; éprouver
waarderen apprécier; considérer; estimer; honorer; respecter; révérer; vénérer; être respectueux
zich beraden considérer; délibérer

Synoniemen voor "considérer":


Wiktionary: considérer

considérer considérer
verb
  1. bekijken als
  2. denken over
  3. de voor- en nadelen bezien alvorens een beslissing te nemen

Cross Translation:
FromToVia
considérer overwegen; in acht nemen; bedenken consider — think about seriously
considérer vinden; beschouwen consider — assign some quality to
considérer beschouwen; observeren consider — look at attentively
considérer overwegen; overdenken mull — to work over mentally
considérer veronderstellen reckon — to conclude, as by an enumeration and balancing of chances; hence, to think; to suppose
considérer achten; zien; beschouwen think — to conceive of something or someone
considérer vinden; denken; van mening zijn think — be of the opinion that
considérer vinden; beschouwen think — consider, judge, regard something as
considérer bekijken; kijken; naar view — to look at
considérer rekening houden berücksichtigen — auf jemanden, etwas Rücksicht nehmen; jemanden, etwas in Betracht ziehen
considérer overwegen erwägen — in Betracht ziehen

Verwante vertalingen van considérer