Engels

Uitgebreide vertaling voor tolerate (Engels) in het Nederlands

tolerate:

to tolerate werkwoord (tolerates, tolerated, tolerating)

  1. to tolerate (allow; concede; grant; )
    toestaan; laten; permitteren; toelaten; duren; toestemmen; goedkeuren; gunnen; inwilligen; vergunnen; dulden; goedvinden
    • toestaan werkwoord (sta toe, staat toe, stond toer, stonden toe, toegestaan)
    • laten werkwoord (laat, liet, lieten, gelaten)
    • permitteren werkwoord (permitteer, permitteert, permitteerde, permitteerden, gepermitteerd)
    • toelaten werkwoord (laat toe, liet toe, lieten toe, toegelaten)
    • duren werkwoord (duurt, duurde, geduurd)
    • toestemmen werkwoord (stem toe, stemt toe, stemde toe, stemden toe, toegestemd)
    • goedkeuren werkwoord (keur goed, keurt goed, keurde goed, keurden goed, goedgekeurd)
    • gunnen werkwoord (gun, gunt, gunde, gunden, gegund)
    • inwilligen werkwoord (willig in, willigt in, willigde in, willigden in, ingewilligd)
    • vergunnen werkwoord (vergun, vergunt, vergunde, vergunden, vergund)
    • dulden werkwoord (duld, duldt, duldde, duldden, geduld)
    • goedvinden werkwoord (vind goed, vindt goed, vond goed, vonden goed, goedgevonden)
  2. to tolerate
    gedogen; dulden; tolereren
    • gedogen werkwoord (gedoog, gedoogt, gedoogde, gedoogden, gedoogd)
    • dulden werkwoord (duld, duldt, duldde, duldden, geduld)
    • tolereren werkwoord (tolereer, tolereert, tolereerde, tolereerden, getolereerd)
  3. to tolerate (bear; persist; endure; stand)
    dragen; volhouden; verdragen; doorstaan; uithouden; verduren; uitzingen; dulden; harden
    • dragen werkwoord (draag, draagt, droeg, droegen, gedragen)
    • volhouden werkwoord (houd vol, houdt vol, hield vol, hielden vol, volgehouden)
    • verdragen werkwoord (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)
    • doorstaan werkwoord (doorsta, doorstaat, doorstond, doorstonden, doorgestaan)
    • uithouden werkwoord (houd uit, houdt uit, hield uit, hielden uit, uitgehouden)
    • verduren werkwoord (verduur, verduurt, verduurde, verduurden, verduurd)
    • uitzingen werkwoord (zing uit, zingt uit, zong uit, zongen uit, uitgezongen)
    • dulden werkwoord (duld, duldt, duldde, duldden, geduld)
    • harden werkwoord (hard, hardt, hardde, hardden, gehard)
  4. to tolerate (authorize; allow; permit; authorise)
    vergunnen; autoriseren
    • vergunnen werkwoord (vergun, vergunt, vergunde, vergunden, vergund)
    • autoriseren werkwoord (autoriseer, autoriseert, autoriseerde, autoriseerden, geautoriseerd)

Conjugations for tolerate:

present
  1. tolerate
  2. tolerate
  3. tolerates
  4. tolerate
  5. tolerate
  6. tolerate
simple past
  1. tolerated
  2. tolerated
  3. tolerated
  4. tolerated
  5. tolerated
  6. tolerated
present perfect
  1. have tolerated
  2. have tolerated
  3. has tolerated
  4. have tolerated
  5. have tolerated
  6. have tolerated
past continuous
  1. was tolerating
  2. were tolerating
  3. was tolerating
  4. were tolerating
  5. were tolerating
  6. were tolerating
future
  1. shall tolerate
  2. will tolerate
  3. will tolerate
  4. shall tolerate
  5. will tolerate
  6. will tolerate
continuous present
  1. am tolerating
  2. are tolerating
  3. is tolerating
  4. are tolerating
  5. are tolerating
  6. are tolerating
subjunctive
  1. be tolerated
  2. be tolerated
  3. be tolerated
  4. be tolerated
  5. be tolerated
  6. be tolerated
diverse
  1. tolerate!
  2. let's tolerate!
  3. tolerated
  4. tolerating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor tolerate:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
goedvinden acceptance; access; admission; admittance; allowance; granting; permission
harden making resistant; making withstand
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
autoriseren allow; authorise; authorize; permit; tolerate admit; allow; authorise; authorize; confirm; give one's fiat to; permit; sanction; validate
doorstaan bear; endure; persist; stand; tolerate bear; endure; stand; sustain
dragen bear; endure; persist; stand; tolerate have on; prop; prop up; shore; support; wear
dulden admit; allow; authorise; authorize; bear; concede; endure; give one's fiat to; grant; permit; persist; stand; submit to; tolerate bear; endure; stand
duren admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate endure; last
gedogen tolerate
goedkeuren admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate accept; acknowledge; admit; allow; approve; authorise; authorize; bear out; confirm; give one's fiat to; permit; ratify; sanction; seal; support; uphold; validate
goedvinden admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate admit; allow; authorise; authorize; confirm; give one's fiat to; permit; sanction; validate
gunnen admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate allocate; allot; allow; assign; bestow on; confer; give
harden bear; endure; persist; stand; tolerate become hard; harden; iron; lead up; practice; practise; steel; toughen; train; tutor
inwilligen admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate allow; award; comply with; grant
laten admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate allow
permitteren admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate allow; authorise; authorize; permit
toelaten admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate admit; allow; let in
toestaan admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate accept; agree; allow; authorise; authorize; award; comply with; grant; permit
toestemmen admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate accept; agree; allow; permit
tolereren tolerate
uithouden bear; endure; persist; stand; tolerate
uitzingen bear; endure; persist; stand; tolerate
verdragen bear; endure; persist; stand; tolerate bear; endure; stand; sustain
verduren bear; endure; persist; stand; tolerate bear; endure; stand; sustain
vergunnen admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate allow; authorise; authorize; award; comply with; grant; permit
volhouden bear; endure; persist; stand; tolerate hold on; keep on; keep up; persevere; persist
- allow; permit
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
goedkeuren authorize

Verwante woorden van "tolerate":


Synoniemen voor "tolerate":


Verwante definities voor "tolerate":

  1. allow the presence of or allow (an activity) without opposing or prohibiting1
    • We cannot tolerate smoking in the hospital1
  2. have a tolerance for a poison or strong drug or pathogen or environmental condition1
    • The patient does not tolerate the anti-inflammatory drugs we gave him1
  3. recognize and respect (rights and beliefs of others)1
    • We must tolerate the religions of others1

Wiktionary: tolerate

tolerate
verb
  1. to allow without interference

Cross Translation:
FromToVia
tolerate gedogen; tolereren tolerierenetwas / jemanden tolerieren; hinnehmen, dulden
tolerate aanzien; dulden; toelaten; tolereren; velen; verdragen; pikken tolérersupporter.