Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. inwilligen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inwilligen (Nederlands) in het Engels

inwilligen:

inwilligen werkwoord (willig in, willigt in, willigde in, willigden in, ingewilligd)

  1. inwilligen (vergunnen; toestaan)
    to comply with; to grant; to award; to allow
    • comply with werkwoord (comply with, complied with, complying with)
    • grant werkwoord (grants, granted, granting)
    • award werkwoord (awards, awarded, awarding)
    • allow werkwoord (allows, allowed, allowing)
  2. inwilligen (toestaan; laten; permitteren; )
    to concede; to grant; to allow; to permit; to submit to; to admit; to tolerate; to authorize; to authorise; to give one's fiat to
    • concede werkwoord (concedes, conceded, conceding)
    • grant werkwoord (grants, granted, granting)
    • allow werkwoord (allows, allowed, allowing)
    • permit werkwoord (permits, permitted, permitting)
    • submit to werkwoord (submits to, submitted to, submitting to)
    • admit werkwoord (admits, admited, admiting)
    • tolerate werkwoord (tolerates, tolerated, tolerating)
    • authorize werkwoord, Amerikaans (authorizes, authorized, authorizing)
    • authorise werkwoord, Brits
    • give one's fiat to werkwoord (gives one's fiat to, gave one's fiat to, giving one's fiat to)

Conjugations for inwilligen:

o.t.t.
  1. willig in
  2. willigt in
  3. willigt in
  4. willigen in
  5. willigen in
  6. willigen in
o.v.t.
  1. willigde in
  2. willigde in
  3. willigde in
  4. willigden in
  5. willigden in
  6. willigden in
v.t.t.
  1. heb ingewilligd
  2. hebt ingewilligd
  3. heeft ingewilligd
  4. hebben ingewilligd
  5. hebben ingewilligd
  6. hebben ingewilligd
v.v.t.
  1. had ingewilligd
  2. had ingewilligd
  3. had ingewilligd
  4. hadden ingewilligd
  5. hadden ingewilligd
  6. hadden ingewilligd
o.t.t.t.
  1. zal inwilligen
  2. zult inwilligen
  3. zal inwilligen
  4. zullen inwilligen
  5. zullen inwilligen
  6. zullen inwilligen
o.v.t.t.
  1. zou inwilligen
  2. zou inwilligen
  3. zou inwilligen
  4. zouden inwilligen
  5. zouden inwilligen
  6. zouden inwilligen
en verder
  1. is ingewilligd
diversen
  1. willig in!
  2. willigt in!
  3. ingewilligd
  4. inwilligend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inwilligen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grant beurs; stipendium; studiebeurs; studietoelage
permit entreebiljet; geleidebiljet; geleidebrief; kaart; kaartje; licentie; pas; pasje; paspoort; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs; vergunning; vrijbrief; vrijgeleide
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
admit dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen als waar erkennen; autoriseren; biechten; binnen laten; bloot leggen; erkennen; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; iemand toelaten; inlaten; opbiechten; openbaren; opnemen; opvangen; reveleren; toegang verschaffen; toegeven; toelaten; toestemming verlenen; zich uiten
allow dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen akkoord gaan; autoriseren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; instemmen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen; veroorloven
authorise dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; machtigen; permitteren; toekennen; toestaan; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; volmacht geven; volmachtigen
authorize dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; machtigen; permitteren; toekennen; toestaan; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; volmacht geven; volmachtigen
award inwilligen; toestaan; vergunnen
comply with inwilligen; toestaan; vergunnen naleven
concede dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen akkoord gaan; instemmen
give one's fiat to dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; toestemming verlenen
grant dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen akkoord gaan; cadeau doen; cadeau geven; instemmen; ondervragen; overhoren; schenken; toekennen; uithoren; uitvragen; vergunnen; verhoren; verlenen
permit dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen akkoord gaan; autoriseren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; in staat stellen; instemmen; mogelijk maken; permitteren; toekennen; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; veroorloven
submit to dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen aanleunen; aanvaarden; accepteren; voor lief nemen; welgevallen; zich laten gevallen; zich laten welgevallen
tolerate dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; doorstaan; dragen; dulden; gedogen; harden; tolereren; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; vergunnen; volhouden

Wiktionary: inwilligen

inwilligen
verb
  1. aan een verzoek voldoen
inwilligen
verb
  1. to agree to a proposal or view