Engels

Uitgebreide vertaling voor widening (Engels) in het Nederlands

widening:

widening [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the widening (broadening)
    de verbreding; de verwijding

Vertaal Matrix voor widening:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verbreding broadening; widening
verwijding broadening; widening
- broadening; turnout

Verwante woorden van "widening":


Synoniemen voor "widening":


Antoniemen van "widening":


Verwante definities voor "widening":

  1. the act of making something wider1
  2. a part of a road that has been widened to allow cars to pass or park1
  3. an increase in width1

widening vorm van widen:

to widen werkwoord (widens, widened, widening)

  1. to widen (expand; extend; build out; )
    uitbreiden; expanderen; verruimen; vermeerderen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; openen
    • uitbreiden werkwoord (breid uit, breidt uit, breidde uit, breidden uit, uitgebreid)
    • expanderen werkwoord
    • verruimen werkwoord (verruim, verruimt, verruimde, verruimden, verruimd)
    • vermeerderen werkwoord (vermeerder, vermeerdert, vermeerderde, vermeerderden, vermeerd)
    • verwijden werkwoord (verwijd, verwijdt, verwijdde, verwijdden, verwijd)
    • uitbouwen werkwoord (bouw uit, bouwt uit, bouwde uit, bouwden uit, uit gebouwd)
    • verbreiden werkwoord (verbreid, verbreidt, verbreidde, verbreidden, verbreid)
    • uitdijen werkwoord (dij uit, dijt uit, dijde uit, dijden uit, uitgedijd)
    • openen werkwoord (open, opent, opende, openden, geopend)
  2. to widen (broaden; spread)
    verwijden; wijder maken

Conjugations for widen:

present
  1. widen
  2. widen
  3. widens
  4. widen
  5. widen
  6. widen
simple past
  1. widened
  2. widened
  3. widened
  4. widened
  5. widened
  6. widened
present perfect
  1. have widened
  2. have widened
  3. has widened
  4. have widened
  5. have widened
  6. have widened
past continuous
  1. was widening
  2. were widening
  3. was widening
  4. were widening
  5. were widening
  6. were widening
future
  1. shall widen
  2. will widen
  3. will widen
  4. shall widen
  5. will widen
  6. will widen
continuous present
  1. am widening
  2. are widening
  3. is widening
  4. are widening
  5. are widening
  6. are widening
subjunctive
  1. be widened
  2. be widened
  3. be widened
  4. be widened
  5. be widened
  6. be widened
diverse
  1. widen!
  2. let's widen!
  3. widened
  4. widening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

widen [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the widen (dilatation; increase; enlargement; opening up)
    het uitzetten; de vergroting; het groter worden; wijd worden

Vertaal Matrix voor widen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
het groter worden dilatation; enlargement; increase; opening up; widen
uitdijen arising; emerging; expanding; growing; increasing; rising; swelling
uitzetten dilatation; enlargement; increase; opening up; widen deportation; transportation
vergroting dilatation; enlargement; increase; opening up; widen blow-up; enlargement; expansion; extension; growth; increase; magnification
wijd worden dilatation; enlargement; increase; opening up; widen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
expanderen add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen
openen add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen bring up; broach; broach a subject; cut into; introduce; make public; open; open up; publish; put forward; put on the table; release; start; turn on; uncover; unlock; unscrew
uitbouwen add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen add; add new buildings; add on to; build; build out; expand; extend
uitbreiden add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen enlarge; expand; extend; increase; increase in number
uitdijen add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen expand; grow; swell
uitzetten ban; banish; clearly define; deport; disconnect; dispel; drive away; drive off; drive out; exile; exorcise; exorcize; expel; extinguish; make out; matter; ostracise; ostracize; put out; repel; set out; switch off; turn off
verbreiden add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen cast around; disperse; make generally known; scatter; sow; spread; sprinkle; strew about; toss about
vermeerderen add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen add to; arise; ascent; enlarge; expand; extend; grow; increase; increase in number; rise
verruimen add; add on to; build out; expand; extend; swell; widen
verwijden add; add on to; broaden; build out; expand; extend; spread; swell; widen
wijder maken broaden; spread; widen
- broaden; extend; let out

Verwante woorden van "widen":


Synoniemen voor "widen":


Antoniemen van "widen":


Verwante definities voor "widen":

  1. become broader or wider or more extensive1
    • The road widened1
  2. make wider1
    • widen the road1
  3. make (clothes) larger1
  4. extend in scope or range or area1
    • widen the range of applications1

Verwante vertalingen van widening