Nederlands

Uitgebreide vertaling voor laken (Nederlands) in het Spaans

laken:

laken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het laken (beddenlaken; linnen; lakens)
    la sábana; la tela; la ropa de cama; la sábanas; el lino; la mortaja; la ropa blanca
  2. het laken (wollen weefsel)
    la lana; la ropa blanca
    • lana [la ~] zelfstandig naamwoord
    • ropa blanca [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. het laken (tafellaken; tafelkleedje; tafelkleed)
    el mantel; la mortaja; el armario para la ropa blanca; la ropa blanca

Conjugations for laken:

o.t.t.
  1. laak
  2. laakt
  3. laakt
  4. laken
  5. laken
  6. laken
o.v.t.
  1. laakte
  2. laakte
  3. laakte
  4. laakten
  5. laakten
  6. laakten
v.t.t.
  1. heb gelaakt
  2. hebt gelaakt
  3. heeft gelaakt
  4. hebben gelaakt
  5. hebben gelaakt
  6. hebben gelaakt
v.v.t.
  1. had gelaakt
  2. had gelaakt
  3. had gelaakt
  4. hadden gelaakt
  5. hadden gelaakt
  6. hadden gelaakt
o.t.t.t.
  1. zal laken
  2. zult laken
  3. zal laken
  4. zullen laken
  5. zullen laken
  6. zullen laken
o.v.t.t.
  1. zou laken
  2. zou laken
  3. zou laken
  4. zouden laken
  5. zouden laken
  6. zouden laken
diversen
  1. laak!
  2. laakt!
  3. gelaakt
  4. lakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor laken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amanecer aanbreken van de dag; dageraad; morgenschemering; morgenstond; ochtendgloren; ochtendstond; vroege ochtenduren; zonsopgang
armario para la ropa blanca laken; tafelkleed; tafelkleedje; tafellaken linnenkasten
clarear lichter worden; oplichten
eliminar doden; van kant maken; wegruimen
enjugar afrekening; vereffening; verrekening
lana laken; wollen weefsel bont; pels; vacht; wol
lino beddenlaken; laken; lakens; linnen vlas
mantel laken; tafelkleed; tafelkleedje; tafellaken
mortaja beddenlaken; laken; lakens; linnen; tafelkleed; tafelkleedje; tafellaken doodskleed; lijkdoek; lijkkleed; lijkwade; rouwgewaad; rouwkleed
ropa blanca beddenlaken; laken; lakens; linnen; tafelkleed; tafelkleedje; tafellaken; wollen weefsel beddengoed; lakens; lijfgoed; linnen; linnengoed; ondergoed; onderkleren
ropa de cama beddenlaken; laken; lakens; linnen beddelinnen; beddengoed; lakens; linnen
sábana beddenlaken; laken; lakens; linnen hoeslaken; linnen; linnengoed; savanne
sábanas beddenlaken; laken; lakens; linnen beddelinnen; linnen; linnengoed
tela beddenlaken; laken; lakens; linnen doek; goed; kledingmateriaal; lap; spint; stuk stof; textiel; textielwaren; weefsel; weefsel anatomie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amanecer aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanbreken van de dag; aanmanen; aanmanen tot een verplichting; aanrekenen; aansteken; aanstrijken; aanwrijven; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; dagen; doen ontvlammen; flikkeren; fonkelen; glanzen; gloren; iemand iets verwijten; krieken; kwalijk nemen; licht worden; lichten; lichter worden van kleur; manen; neppen; omlijnen; omranden; oplichten; schijnen; sommeren; sprankelen; stralen; twinkelen; verhuizen; verkassen; verneuken
amonestar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanrekenen; aanwrijven; berispen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen
arrebatar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanrekenen; aanwrijven; achteroverdrukken; doordrijven; gappen; geweld gebruiken; iemand iets verwijten; inpikken; jatten; kwalijk nemen; ontvreemden; ontworstelen; ontwringen; pikken; stelen; verdonkeremanen; verhuizen; verkassen; vervreemden; wegkapen; wegpikken; zich door te worstelen bevrijden
borrar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden afschrijven; diskwalificeren; doorstrepen; iemand schrappen; in elkaar overlopen; royeren; tanen; te niet doen; uitgommen; uitroeien; uitschrijven; uitsluiten; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verbleken; vervagen; vervloeien; vlakken; wegvagen; wegvegen; wissen
clarear aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; flikkeren; fonkelen; glanzen; lichter worden van kleur; neppen; omlijnen; oplichten; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen
condenar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden berechten; verdoemen; verketteren; veroordelen; veroordelen tot de hel; vervloeken; vervolgen; verwensen; vonnissen
culpar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanklagen; beschuldigen; betichten; chargeren; incrimineren; overdrijven; ten laste leggen; tenlaste leggen; verdacht maken; verdenken
desacreditar aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien afkraken; katten; kraken; kritiseren
echar en cara aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien hardvallen; onvriendelijk bejegenen
eliminar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden afmaken; afschrijven; diskwalificeren; doorhalen; koudmaken; liquideren; royeren; schrappen; te niet doen; uit de weg ruimen; uitroeien; uitsluiten; verwijderen
enjugar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden afdrogen; afspoelen; drogen; droogmaken
hacer ver aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
iluminarse aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden flikkeren; fonkelen; glanzen; opklaren; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen; wolken verdwijnen
librarse de aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden afschudden
notar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aankijken; aanmerken; aanschouwen; bekijken; bemerken; berispen; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; terechtwijzen; toeschouwen; turen; vermanen; voelen; waarnemen; zien
reconvenir aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen
recriminar aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien wrok koesteren; wrokken
reprender aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanmerken; berispen; hekelen; manen; terechtwijzen; uitbrander geven; vermanen; waarschuwen
reprochar aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien aanrekenen; aanwrijven; hardvallen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; loskrijgen; losmaken; lostornen; onvriendelijk bejegenen; tornen; uithalen; uittrekken
sacar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aftappen; afzetten; eruit nemen; extraheren; hozen; kennis opdoen; laten zien; leeghozen; leren; lichten; loshalen; loskrijgen; losmaken; lostornen; meekrijgen; meepikken; naar boven trekken; naar buiten halen; nijpen; omhoog rukken; omhoog trekken; oppikken; opspelen; opspelen kaartspel; opsteken; pop-bewerking uitvoeren; tappen; te voorschijn halen; tevoorschijn brengen; tevoorschijn halen; tevoorschijn trekken; tornen; uithalen; uitscheppen; uittrekken; voor de dag halen

Verwante woorden van "laken":


Verwante definities voor "laken":

  1. rechthoekige lap voor op bed1
    • moeder trekt het laken glad als ze me toedekt1

Wiktionary: laken

laken
noun
  1. een rechthoekig stuk stof dat ter bedekking dient

Cross Translation:
FromToVia
laken sábana bed sheet — sheet, a piece of cloth cut and finished as bedlinen
laken sábana bedsheet — a sheet, a piece of cloth cut and finished as bedlinen
laken sábana drapétoffe fine isolant le dormeur du matelas et des couvertures. Ellipse de drap de linge, devenu désuet.

laken vorm van lak:

lak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de lak (laklaag; vernis)
    la capa de laca

Vertaal Matrix voor lak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
capa de laca lak; laklaag; vernis

Verwante woorden van "lak":


Verwante definities voor "lak":

  1. soort verf die doorzichtig of gekleurd is1
    • er zit een kras op mijn auto1

Wiktionary: lak


Cross Translation:
FromToVia
lak barniz; laca lacquer — glossy, resinous material used as a surface coating

Verwante vertalingen van laken