Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. aanbinden:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanbinden (Nederlands) in het Frans

aanbinden:

aanbinden werkwoord (bind aan, bindt aan, bond aan, bonden aan, aangebonden)

  1. aanbinden (beginnen; aanknopen)
    commencer; démarrer; débuter; entamer
    • commencer werkwoord (commence, commences, commençons, commencez, )
    • démarrer werkwoord (démarre, démarres, démarrons, démarrez, )
    • débuter werkwoord (débute, débutes, débutons, débutez, )
    • entamer werkwoord (entame, entames, entamons, entamez, )

Conjugations for aanbinden:

o.t.t.
  1. bind aan
  2. bindt aan
  3. bindt aan
  4. binden aan
  5. binden aan
  6. binden aan
o.v.t.
  1. bond aan
  2. bond aan
  3. bond aan
  4. bonden aan
  5. bonden aan
  6. bonden aan
v.t.t.
  1. heb aangebonden
  2. hebt aangebonden
  3. heeft aangebonden
  4. hebben aangebonden
  5. hebben aangebonden
  6. hebben aangebonden
v.v.t.
  1. had aangebonden
  2. had aangebonden
  3. had aangebonden
  4. hadden aangebonden
  5. hadden aangebonden
  6. hadden aangebonden
o.t.t.t.
  1. zal aanbinden
  2. zult aanbinden
  3. zal aanbinden
  4. zullen aanbinden
  5. zullen aanbinden
  6. zullen aanbinden
o.v.t.t.
  1. zou aanbinden
  2. zou aanbinden
  3. zou aanbinden
  4. zouden aanbinden
  5. zouden aanbinden
  6. zouden aanbinden
diversen
  1. bind aan!
  2. bindt aan!
  3. aangebonden
  4. aanbindende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanbinden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
commencer aanbinden; aanknopen; beginnen aanbreken; aangaan; aanvangen; arrangeren; beginnen; een begin nemen; iets op touw zetten; inluiden; intreden; inzetten; ondernemen; op gang komen; regelen; starten; van start gaan
débuter aanbinden; aanknopen; beginnen aanbreken; aangaan; aanvangen; beginnen; debuteren; een begin nemen; ondernemen; starten; van start gaan
démarrer aanbinden; aanknopen; beginnen aanbreken; aangaan; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvangen; accelereren; beginnen; een begin nemen; entameren; gaan rijden; gas geven; gesprek aanknopen; inluiden; intreden; inzetten; losgooien; loswerpen; ondernemen; op gang komen; openen; opstarten; optrekken van auto; opwerpen; spurten; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; van start gaan
entamer aanbinden; aanknopen; beginnen aanbreken; aangaan; aankaarten; aanknopen; aannemen; aansnijden; aanvaarden; aanvangen; aanvoeren; accepteren; afsnijden; beginnen; een begin nemen; entameren; gesprek aanknopen; in ontvangst nemen; naar voren brengen; ondernemen; ontvangen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; poneren; snijden; starten; stellen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; van start gaan


Verwante vertalingen van aanbinden