Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klemmend (Nederlands) in het Zweeds

klemmend:

klemmend bijvoeglijk naamwoord

  1. klemmend (urgent; dringend; met spoed; spoedeisend)
    nödvändig; allvarlig; nödvändigt; allvarligt; trängande
  2. klemmend (klemzittend; knellend)
    klamrande
  3. klemmend (nadrukkelijk; uitdrukkelijk; met nadruk; met klem)
    bestämd; bestämt; kraftigt; emfatiskt; emfatisk; eftertryckligt
  4. klemmend (overtuigend; afdoend)
    övertalande

Vertaal Matrix voor klemmend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nödvändigt behoeftigheid; nood; noodwendigheid
övertalande aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren; troggelarij
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allvarlig dringend; klemmend; met spoed; spoedeisend; urgent bedaard; ernstig; gelijkmoedig; ingetogen; kalm; rustig; serieus; stemmig; vol ernst
allvarligt dringend; klemmend; met spoed; spoedeisend; urgent bedaard; erg; ernstig; gelijkmoedig; heel erg; ingetogen; kalm; kwalijk; rustig; serieus; stemmig; van bedenkelijke aard; vol ernst
bestämd klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk beslist; besluitvaardig; doortastend; ferm; gedecideerd; kordaat; krachtdadig; krachtig; medelevend; meelevend; meevoelend; resoluut; ruimhartig; standvastig; vastberaden
bestämt klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk bepaald; beslist; doortastend; een zekere; ferm; kordaat; krachtdadig; krachtig; medelevend; meelevend; meevoelend; ruimhartig; standvastig
eftertryckligt klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk eerbiedwekkend; indrukwekkend; medelevend; meelevend; meevoelend; nadrukkelijke; ruimhartig
emfatisk klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk
emfatiskt klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk krachtig; nadrukkelijk
klamrande klemmend; klemzittend; knellend
kraftigt klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk corpulent; dik; doortastend; drastisch; erg; fel; ferm; flink; fors; forse; fysiek sterk; gezet; grof; grofgebouwd; heftig; hevig; intens; krachtdadig; krachtig; levenskrachtig; lijvig; lomp; massief; met een krachtige uitwerking; niet hol; omvangrijk; potig; robuust; ruw; sterk; stevig; struis; vitaal; volumineus; zwaar; zwaargebouwd; zwaarlijvig
nödvändig dringend; klemmend; met spoed; spoedeisend; urgent benodigd; broodnodig; door de behoefte vereist; gewenst; gewild; hard nodig; nodig; noodzakelijk; verlangd; wenselijk
nödvändigt dringend; klemmend; met spoed; spoedeisend; urgent benodigd; broodnodig; cruciaal; door de behoefte vereist; elementair; essentieel; hard nodig; nodig; noodzakelijk; onafwendbaar; onherroepelijk; onmisbaar; onontbeerlijk; onontkoombaar; onvermijdelijk; vereist; wezenlijk
trängande dringend; klemmend; met spoed; spoedeisend; urgent
övertalande afdoend; klemmend; overtuigend flemerig; flikflooierig; overredend; slijmerig; stroperig

klemmen:

klemmen werkwoord (klem, klemt, klemde, klemden, geklemd)

  1. klemmen (omklemmen; knellen)
    hålla fast; hålla i; gripa om
    • hålla fast werkwoord (håller fast, höll fast, hållit fast)
    • hålla i werkwoord (håller i, höll i, hållit i)
    • gripa om werkwoord (griper om, grep om, gripit om)

Conjugations for klemmen:

o.t.t.
  1. klem
  2. klemt
  3. klemt
  4. klemmen
  5. klemmen
  6. klemmen
o.v.t.
  1. klemde
  2. klemde
  3. klemde
  4. klemden
  5. klemden
  6. klemden
v.t.t.
  1. heb geklemd
  2. hebt geklemd
  3. heeft geklemd
  4. hebben geklemd
  5. hebben geklemd
  6. hebben geklemd
v.v.t.
  1. had geklemd
  2. had geklemd
  3. had geklemd
  4. hadden geklemd
  5. hadden geklemd
  6. hadden geklemd
o.t.t.t.
  1. zal klemmen
  2. zult klemmen
  3. zal klemmen
  4. zullen klemmen
  5. zullen klemmen
  6. zullen klemmen
o.v.t.t.
  1. zou klemmen
  2. zou klemmen
  3. zou klemmen
  4. zouden klemmen
  5. zouden klemmen
  6. zouden klemmen
en verder
  1. is geklemd
diversen
  1. klem!
  2. klemt!
  3. geklemd
  4. klemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor klemmen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gripa om klemmen; knellen; omklemmen
hålla fast klemmen; knellen; omklemmen beet hebben; gevangen zetten; interneren; isoleren; niet laten gaan; opsluiten; vasthebben; vasthouden
hålla i klemmen; knellen; omklemmen

Verwante woorden van "klemmen":


Wiktionary: klemmen


Cross Translation:
FromToVia
klemmen klämma; krama squeeze — to apply pressure to from two or more sides at once