Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hard (Nederlands) in het Frans

hard:

hard bijvoeglijk naamwoord

  1. hard (hardop; luid)
    bruyant; fort; haut; bruyamment; agité; effervescence; tapageur; tapageuse; à haute voix; tapageusement
  2. hard (hardvochtig; onbarmhartig; ongenadig)
    dur; impitoyable; durement; sans pitié; inhumain; impitoyablement
  3. hard (hardhandig; ruw; onzacht)
    rude; violent; qui a la main lourde; brutalement; brutal; rudement; violemment
  4. hard (luid klinkend; luid)
    bruyant; fort; criard; à haute voix; sonore; bruyamment; brayard
  5. hard (met hoge snelheid; keihard)
    très vite; à grande vitesse
  6. hard (hardvochtig; emotieloos; gevoelloos; )
    insensible; impitoyable; indifféremment; impassible; détaché; impitoyablement; froid; sans coeur; avec indifférence; indifférent; impassiblement
  7. hard (schel; scherp; schril; hoog; snerpend)
    suraigu; aigu; perçant; mordant; pointu; violent; strident; criard

Vertaal Matrix voor hard:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bruyant belhamel; raddraaier; raddraaister
criard brulboei; bulderaar; schreeuwer; schreeuwlelijk
dur aanhouder; doorzetter; taaie
effervescence agitatie; beroering; drukte; gebruis; geraas; gewoel; gisting; heibel; heksenketel; het bruisen; lawaai; leven; ongedurigheid; onrust; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
fort burcht; citadel; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; slot
froid afstandelijkheid; frisheid; gereserveerdheid; kilte; koelheid; koelte; kou; koude; koudheid
haut hoogste punt; kruin; top
mordant bijterigheid; het bijtende; het nare
tapageur belhamel; bulderaar; druktemaker; herrieschopper; kabaalmaker; lawaaimaker; levenmaker; oproerkraaier; raddraaier; raddraaister; rustverstoorder; stokebrand; zenuwlijder
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- gauw; luid
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
- snel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agité hard; hardop; luid bewogen; geagiteerd; gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; hectisch; jachtig; levendig; luid; luidkeels; ongedurig; onrustig; roerig; turbulent; uit volle borst; veelbewogen; verhit; woelig
aigu hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend acuut; beklemmend; doordringend; fel; grievend; hanig; heftig; hevig; indringend; intens; knellend; krenkend; kwetsend; messcherp; nijpend; pinnig; puntig; schel klinkend; scherp; scherpklinkend; smartelijk; snibbig; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; vinnig; vlijmend
avec indifférence emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos
brayard hard; luid; luid klinkend lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
brutal hard; hardhandig; onzacht; ruw agressief; barbaars; beestachtig; bruut; dierlijk; gewelddadig; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; wreed
brutalement hard; hardhandig; onzacht; ruw agressief; barbaars; beestachtig; bruut; gewelddadig; inhumaan; meedogenloos; monsterlijk; onmenselijk; vlegelachtig; wreed
bruyamment hard; hardop; luid; luid klinkend joelend; lawaaierig; luid; luidruchtig; met lawaai; rumoerig; schreeuwend
bruyant hard; hardop; luid; luid klinkend joelend; lawaaierig; luid; luidruchtig; roezemoezig; rumoerig; schreeuwend
criard hard; hoog; luid; luid klinkend; schel; scherp; schril; snerpend lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
dur hard; hardvochtig; onbarmhartig; ongenadig barbaars; beestachtig; bikkelhard; bruut; fel; gestreng; glashard; hanig; ijzerhard; inhumaan; keihard; kritisch; lastig; moeilijk; monsterlijk; niet makkelijk; niet toegevend; ongemakkelijk; onmenselijk; pezig; pinnig; pittig; problematisch; scherp; snibbig; staalhard; steenhard; straf; streng; vinnig; vlijmend; wreed; zeer hard; zenig; zwaar
durement hard; hardvochtig; onbarmhartig; ongenadig barbaars; beestachtig; bruut; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; wreed
détaché emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos apart; gescheiden; los; los van elkaar; losgemaakt; niet vast; ongeïnteresseerd; onverschillig; separaat
effervescence hard; hardop; luid
fort hard; hardop; luid; luid klinkend behoorlijk; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; corpulent; danig; degelijk; dik; duchtig; energiek; erg; excessief; extreem; fantastisch; fel; ferm; fiks; flink; formidabel; fors; forse; geanimeerd; gekruid; gepeperd; geweldig; gezet; grievend; hartig; heel erg; heftig; hevig; hogelijk; hoogst; intens; intensief; krachtig; krenkend; kruidig; kwetsend; lawaaierig; levendig; lijvig; luid; luidruchtig; pittig; potig; prachtig; robuust; rumoerig; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; stoer; ten zeerste; uitermate; uiterst; vet; vettig; vief; vol energie; vol fut; zeer; zwaarlijvig
froid emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos afstandelijk; bikkelhard; fris; frisjes; glashard; guur; ijzerhard; indifferent; keihard; kil; koel; koelbloedig; koeltjes; koud; koud en vochtig; laag van temperatuur; laconiek; lauw; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongefundeerd; ongegrond; ongemotiveerd; ongeopend; ongevoelig; ongeïnteresseerd; onverschillig; onverschrokken; staalhard; steenhard; zeer hard; zonder grond
haut hard; hardop; luid luid; luidkeels; uit volle borst
impassible emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos bedaard; chagrijnig; gelijkmoedig; gerust; kalm; knorrig; koel; koelbloedig; korzelig; koud; luchthartig; nors; nurks; onaandoenlijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onbekommerd; onberoerd; onbesuisd; onbewogen; onbezorgd; onbuigzaam; onderkoeld; ongebruikt; ongehinderd; ongemoeid; ongeopend; ongestoord; onverschillig; onverschrokken; onverstoord; onverzettelijk; onverzwakt; rustig; star; stijfkoppig; strak; stug; taai; verstard; vrijuit; zorgeloos
impassiblement emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos akkertje; gemak; kalmaan
impitoyable emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; onbarmhartig; ongenadig; ongevoelig; zielloos barbaars; beestachtig; bikkelhard; bruut; genadeloos; glashard; haatdragend; ijzerhard; inhumaan; keihard; meedogeloos; meedogenloos; monsterlijk; onbarmhartig; onbuigzaam; ongenadig; onmenselijk; onverbiddelijk; onverbiddelijke; onvermurwbaar; onverzoenlijk; rancuneus; staalhard; steenhard; wraakzuchtig; wreed; zeer hard
impitoyablement emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; onbarmhartig; ongenadig; ongevoelig; zielloos
indifféremment emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos indifferent; laconiek; lauw; ongefundeerd; ongegrond; ongemotiveerd; ongevoelig; ongeïnteresseerd; onverschillig; zonder grond
indifférent emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos alledaagse; bikkelhard; ijzerhard; indifferent; keihard; koelbloedig; laconiek; laks; lauw; onbewogen; ongefundeerd; ongegrond; ongemotiveerd; ongevoelig; ongeïnteresseerd; onverschillig; staalhard; steenhard; zonder grond
inhumain hard; hardvochtig; onbarmhartig; ongenadig barbaars; beestachtig; bruut; inhumaan; meedogenloos; monsterlijk; onmenselijk; wreed
insensible emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos bikkelhard; geen pijn voelend; gevoelloos; ijzerhard; keihard; koel; koud; niet-voelend; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongeopend; onmerkbaar; staalhard; steenhard
mordant hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend bijtend; bijtende; bijterig; doordringend; fel; gemeen; grievend; inbijtend; invretend; inwerkend; krenkend; kwetsend; met sarcasme; sarcastisch; scherp
perçant hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend doordringend; fel; hanig; indringend; nijpend; penetrant; pinnig; schel klinkend; scherp; scherpgerand; scherpklinkend; smartelijk; snibbig; vinnig; vlijmend
pointu hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend fel; getopt; hanig; met toppen; pinnig; puntig; scherp; snavelvormig; snibbig; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; tuitvormig; vinnig; vlijmend; vlijmscherp
qui a la main lourde hard; hardhandig; onzacht; ruw
rude hard; hardhandig; onzacht; ruw agressief; bar; barbaars; beestachtig; bruut; chagrijnig; fel; gestreng; gewelddadig; hanig; inhumaan; knorrig; korzelig; monsterlijk; niet toegevend; nors; nurks; onbegroeid; ongetemd; onmenselijk; pinnig; ruig; ruige; ruw; scherp; snibbig; streng; vinnig; vlijmend; wild; woest; wreed
rudement hard; hardhandig; onzacht; ruw agressief; bedriegelijk; bot; gefingeerd; gewelddadig; kortaf; nagemaakt; onecht; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; onwaar; vals; zonder omhaal
sans coeur emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos bikkelhard; glashard; ijzerhard; keihard; oorverdovend; staalhard; steenhard; zeer hard
sans pitié hard; hardvochtig; onbarmhartig; ongenadig barbaars; beestachtig; bruut; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; wreed
sonore hard; luid; luid klinkend gehorig; geluiddoorlatend; harmonieus; klankrijk; klankvol; klinkend; melodieus; sonoor; welklinkend; welluidend
strident hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend doordringend; indringend; krijserig; schel klinkend; scherp; schreeuwerig
suraigu hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend
tapageur hard; hardop; luid joelend; lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; opzichtig; protserig; rumoerig; schreeuwend; schreeuwerig; uit volle borst
tapageuse hard; hardop; luid joelend; lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; rumoerig; schreeuwend; uit volle borst
tapageusement hard; hardop; luid joelend; lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; rumoerig; schreeuwend; uit volle borst
très vite hard; keihard; met hoge snelheid eenvoudig; gemakkelijk; in een handomdraai; licht; makkelijk; moeiteloos; niet moeilijk; simpel; vanzelf; zeer snel; zonder moeite
violemment hard; hardhandig; onzacht; ruw agressief; fel; gewelddadig; heftig; hevig; intens; intensief; onbeheerst; onstuimig; verwoed
violent hard; hardhandig; hoog; onzacht; ruw; schel; scherp; schril; snerpend aanrandend; agressief; bitter; bitter van smaak; fel; gewelddadig; geweldig; hanig; heftig; hevig; intens; intensief; kokend; pinnig; scherp; snibbig; verwoed; vinnig; vlijmend; ziedend
à grande vitesse hard; keihard; met hoge snelheid
à haute voix hard; hardop; luid; luid klinkend lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; mondeling; rumoerig; uit volle borst; verbaal

Verwante woorden van "hard":

  • hardheid, harder, hardere, hardst, hardste

Synoniemen voor "hard":


Antoniemen van "hard":


Verwante definities voor "hard":

  1. heel erg1
    • je hebt je rust hard nodig1
  2. met grote vaart1
    • hij rijdt veel te hard1
  3. hevig of krachtig1
    • er stond een harde wind1
  4. met veel kalk erin1
    • het water is hier hard1
  5. moeilijk of zwaar1
    • dat is erg hard voor hem1
  6. niet goed in te drukken1
    • het vriest, dus de grond is hard1
  7. streng en zonder medelijden1
    • de minister neemt harde maatregelen1
  8. waar bewijzen voor zijn1
    • de harde cijfers tonen aan dat hij gelogen heeft1
  9. krachtig, overduidelijk te horen1
    • die harde muziek komt van boven1

Wiktionary: hard

hard
noun
  1. Symbole de la dureté. (2)
adjective
  1. Qui est rigoureux pour le corps et qui mortifier les sens et l’esprit. — note Se dit surtout des doctrines et des pratiques religieux.
  2. Qui, par suite de sa fermeté, est difficile à pénétrer, à entamer.
  3. Qui élever. — note Par opposition à bas et à petit, en parlant d’un objet considérer par rapport à tous les autres objets du même genre, ou seulement par comparaison à un ou à plusieurs autres.
  4. Qui est insensible à la pitié, qui est sans pitié.
  5. Qui rendre un son.
  6. Qui est rigide, sans indulgence.
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
hard endurci; insensible; sans-coeur callous — emotionally hardened
hard dur hard — resistant to pressure
hard dur hard — severe
hard dure hard — of water, high in dissolved calcium compounds
hard fort; forte loud — of a sound
hard fort laut — von Ton und Stimmen : stark, intensiv

harden:

harden werkwoord (hard, hardt, hardde, hardden, gehard)

  1. harden (stalen; uitharden)
    tremper; durcir
    • tremper werkwoord (trempe, trempes, trempons, trempez, )
    • durcir werkwoord (durcis, durcit, durcissons, durcissez, )
  2. harden (trainen; oefenen; coachen; bekwamen)
    entraîner; instruire; former; éduquer
    • entraîner werkwoord (entraîne, entraînes, entraînons, entraînez, )
    • instruire werkwoord (instruis, instruit, instruisons, instruisez, )
    • former werkwoord (forme, formes, formons, formez, )
    • éduquer werkwoord (éduque, éduques, éduquons, éduquez, )
  3. harden (uithouden; dragen; volhouden; )
    tenir le coup; tenir; persister; endurer; supporter; persévérer; maintenir; continuer; subir; tenir jusqu'au bout
    • tenir le coup werkwoord
    • tenir werkwoord (tiens, tient, tenons, tenez, )
    • persister werkwoord (persiste, persistes, persistons, persistez, )
    • endurer werkwoord (endure, endures, endurons, endurez, )
    • supporter werkwoord (supporte, supportes, supportons, supportez, )
    • persévérer werkwoord (persévère, persévères, persévérons, persévérez, )
    • maintenir werkwoord (maintiens, maintient, maintenons, maintenez, )
    • continuer werkwoord (continue, continues, continuons, continuez, )
    • subir werkwoord (subis, subit, subissons, subissez, )

Conjugations for harden:

o.t.t.
  1. hard
  2. hardt
  3. hardt
  4. harden
  5. harden
  6. harden
o.v.t.
  1. hardde
  2. hardde
  3. hardde
  4. hardden
  5. hardden
  6. hardden
v.t.t.
  1. ben gehard
  2. bent gehard
  3. is gehard
  4. zijn gehard
  5. zijn gehard
  6. zijn gehard
v.v.t.
  1. was gehard
  2. was gehard
  3. was gehard
  4. waren gehard
  5. waren gehard
  6. waren gehard
o.t.t.t.
  1. zal harden
  2. zult harden
  3. zal harden
  4. zullen harden
  5. zullen harden
  6. zullen harden
o.v.t.t.
  1. zou harden
  2. zou harden
  3. zou harden
  4. zouden harden
  5. zouden harden
  6. zouden harden
diversen
  1. hard!
  2. hardt!
  3. gehard
  4. hardend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

harden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. harden (bestand maken tegen)
    le durcissement

Vertaal Matrix voor harden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
durcissement bestand maken tegen; harden stalen; verharden
supporter aanhanger; fan; supporter; voorstander
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
continuer doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aanhouden; avanceren; continueren; daarnaast doen; doorgaan; doorlopen; doorzetten; een stapje verder gaan; prolongeren; standhouden; verder doen; verder lopen; verdergaan; vervolgen; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren; voortgaan; voortzetten
durcir harden; stalen; uitharden hard worden; verharden; verstarren; verstenen; verstijven
endurer doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aanhouden; doorgaan; doorleven; doormaken; doorstaan; doorzetten; dulden; lijden; standhouden; velen; verdragen; verduren; verteren; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren
entraîner bekwamen; coachen; harden; oefenen; trainen aanlokken; africhten; begeleiden; dier africhten; dresseren; leiden; lokken; meelokken; meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen; meevoeren; met zich meeslepen; oefenen; ontwikkelen; repeteren; trainen; trekken; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verleiden; verlokken; vlakken; voeren; voortlokken; voorttrekken; weglokken; wegvegen; wissen
former bekwamen; coachen; harden; oefenen; trainen bijbrengen; boetseren; formeren; grootbrengen; in het leven roepen; kneden; leren; maken; modelleren; onderwijzen; opvoeden; scheppen; vervaardigen; vorm geven; vormen; vormgeven
instruire bekwamen; coachen; harden; oefenen; trainen berichten; bijbrengen; doceren; iets leren; iets melden; inlichten; leren; lesgeven; onderrichten; onderwijzen; voorlichten
maintenir doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden beethouden; behoeden; behouden; beschermen; bestendigen; bewaren; conserveren; handhaven; hooghouden; in bescherming nemen; in de hoogte houden; instandhouden; niet terugnemen; omhooghouden; ophouden; stand houden
persister doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aanhouden; avanceren; continueren; doorgaan; doorlopen; doorzetten; standhouden; verder lopen; verdergaan; vervolgen; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren; voortgaan; voortzetten
persévérer doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aanhouden; doordouwen; doorduwen; doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren
subir doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden beleven; doorleven; doormaken; doorstaan; ervaren; gewaarworden; lijden; ondervinden; verdragen; verduren; verteren; voelen
supporter doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aanhouden; doorgaan; doorleven; doorstaan; doorzetten; dulden; gedogen; lijden; standhouden; tolereren; velen; verdragen; verduren; verteren; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren
tenir doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden beet hebben; beethouden; beschikken over; bezitten; gevangen zetten; hebben; in de cel zetten; in eigendom hebben; interneren; isoleren; niet laten gaan; opsluiten; vasthebben; vasthouden; vastzetten
tenir jusqu'au bout doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aanhouden; doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren
tenir le coup doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aanhouden; doorgaan; doorleven; doorstaan; doorzetten; standhouden; verdragen; verduren; verteren; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren; zich staande houden
tremper harden; stalen; uitharden bevochtigen; dippen; dompelen; dompelen in; dompen; doordrenken; doortrekken met vloeistof; doorweken; drenken; impregneren; in de week zetten; indompelen; kantelen; kiepen; nat maken; omver kiepen; onderdompelen; onderduwen; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken
éduquer bekwamen; coachen; harden; oefenen; trainen bijbrengen; grootbrengen; leren; onderwijzen; opvoeden; vormen

Verwante definities voor "harden":

  1. hard worden1
    • stopverf moet harden voordat je het schildert1

Wiktionary: harden

harden
verb
  1. Durcir
  2. Se tenir debout, se tenir droit. (Sens général).
  3. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
harden endurcir harden — make hard(er)
harden habituer; aguerrir; endurcir inure — to cause to become accustomed to something unpleasant by prolonged exposure
harden geler set — to solidify

Verwante vertalingen van hard