Engels

Uitgebreide vertaling voor honorable (Engels) in het Nederlands

honorable:

honorable bijvoeglijk naamwoord, Amerikaans

  1. honorable (honourable)
    edelachtbaar
  2. honorable (honourable)
    honorabel
  3. honorable (commendable; praiseworthy; honourable; )
    loffelijk; prijzenswaardig; lofwaardig; lovenswaardig
  4. honorable (honourable; respectable; estimable)
    eerbiedwaardig; achtbaar; achtenswaardig
  5. honorable (honourable; honest; righteous; )
    rechtvaardig; eerlijk; braaf; rechtgeaard; rechtschapen
  6. honorable (honourable; respectable; decent; neat)
    respectabel; eerzaam; keurig; eerbaar; kies
  7. honorable (honourable; glorious)
    eervol
    • eervol bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor honorable:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kies back tooth; molar
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achtbaar estimable; honorable; honourable; respectable
achtenswaardig estimable; honorable; honourable; respectable
braaf honest; honorable; honourable; just; right-minded; righteous; sincere; true-hearted; upright good; honest; well-behaved
edelachtbaar honorable; honourable
eerbaar decent; honorable; honourable; neat; respectable chaste; decent; neat; proper; respectable
eerbiedwaardig estimable; honorable; honourable; respectable stately
eerlijk honest; honorable; honourable; just; right-minded; righteous; sincere; true-hearted; upright fair; frank; genuine; honest; open; right; serious; sincere; sporting; straight; true; upright
eervol glorious; honorable; honourable
eerzaam decent; honorable; honourable; neat; respectable clean; decent; fair; honest; reputable; respectable; virtuous; worthy
honorabel honorable; honourable
keurig decent; honorable; honourable; neat; respectable becoming; befitting; blameless; cleanly; correct; faultless; fitting; impeccable; neatly; perfect; proper; tidy
kies decent; honorable; honourable; neat; respectable considerate; diplomatic; discreet; modest; tactful
loffelijk advisable; commendable; expedient; honorable; honourable; laudable; praiseworthy; recommendable
lofwaardig advisable; commendable; expedient; honorable; honourable; laudable; praiseworthy; recommendable
lovenswaardig advisable; commendable; expedient; honorable; honourable; laudable; praiseworthy; recommendable
prijzenswaardig advisable; commendable; expedient; honorable; honourable; laudable; praiseworthy; recommendable
rechtgeaard honest; honorable; honourable; just; right-minded; righteous; sincere; true-hearted; upright every inch; in heart and soul
rechtschapen honest; honorable; honourable; just; right-minded; righteous; sincere; true-hearted; upright fair; frank; honest; incorruptible; open; sincere; true; undiscussed; upright
rechtvaardig honest; honorable; honourable; just; right-minded; righteous; sincere; true-hearted; upright justified; lawful; legitimate; rightful; warranted
respectabel decent; honorable; honourable; neat; respectable
- estimable; ethical; good; honest; honourable; respectable
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- honest; honourable; upright

Synoniemen voor "honorable":


Antoniemen van "honorable":


Verwante definities voor "honorable":

  1. not disposed to cheat or defraud; not deceptive or fraudulent1
  2. worthy of being honored; entitled to honor and respect1
    • an honorable man1
    • led an honorable life1
    • honorable service to his country1
  3. deserving of esteem and respect1
  4. adhering to ethical and moral principles1
    • followed the only honorable course of action1

Wiktionary: honorable

honorable
adjective
  1. worthy of respect

honor:

to honor werkwoord, Amerikaans (honors, honored, honoring)

  1. to honor (occupy a position; fulfil; accomplish; honour; fulfill)
    vervullen; functie bekleden
  2. to honor (honour; credit)
    eer bewijzen
    • eer bewijzen werkwoord (bewijs eer, bewijst eer, bewees eer, bewezen eer, eer bewezen)
  3. to honor (show respect for; honour; pay deference to; praise)
    eren; eerbied bewijzen
  4. to honor (reward; remunerate; honour; pay; repay)
    honoreren; belonen; betalen; bezoldigen; salariëren
    • honoreren werkwoord (honoreer, honoreert, honoreerde, honoreerden, gehonoreerd)
    • belonen werkwoord (beloon, beloont, beloonde, beloonden, beloond)
    • betalen werkwoord (betaal, betaalt, betaalde, betaalden, betaald)
    • bezoldigen werkwoord (bezoldig, bezoldigt, bezoldigde, bezoldigden, bezoldigd)
    • salariëren werkwoord (salariëer, salariëert, salariëerde, salariëerden, gesalariëerd)
  5. to honor (honour)
    eer aandoen; eren; huldigen; hulde bewijzen
  6. to honor (honour)
    in ere houden
    • in ere houden werkwoord (houd in ere, houdt in ere, hield in ere, hielden in ere, in ere gehouden)
  7. to honor (give an ovation; honour)
    ovatie brengen
    • ovatie brengen werkwoord (breng 'n ovatie, brengt 'n ovatie, bracht 'n ovatie, brachten 'n ovatie, 'n ovatie gebracht)

Conjugations for honor:

present
  1. honor
  2. honor
  3. honors
  4. honor
  5. honor
  6. honor
simple past
  1. honored
  2. honored
  3. honored
  4. honored
  5. honored
  6. honored
present perfect
  1. have honored
  2. have honored
  3. has honored
  4. have honored
  5. have honored
  6. have honored
past continuous
  1. was honoring
  2. were honoring
  3. was honoring
  4. were honoring
  5. were honoring
  6. were honoring
future
  1. shall honor
  2. will honor
  3. will honor
  4. shall honor
  5. will honor
  6. will honor
continuous present
  1. am honoring
  2. are honoring
  3. is honoring
  4. are honoring
  5. are honoring
  6. are honoring
subjunctive
  1. be honored
  2. be honored
  3. be honored
  4. be honored
  5. be honored
  6. be honored
diverse
  1. honor!
  2. let's honor!
  3. honored
  4. honoring
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

honor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans

  1. the honor (honour; achievement award; token of appreciaton; accolade)
    de prijs; het eerbewijs
    • prijs [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • eerbewijs [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the honor (sense of honour; honour; pride)
    de trots; de eer; het eergevoel
    • trots [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • eer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • eergevoel [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the honor (honour; respect; deference)
    de ere
    • ere [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. the honor (decoration; honour; knighthood; )
    de onderscheiding; de ridderorde; het ereteken; de decoratie; het onderscheidingsteken

Vertaal Matrix voor honor:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betalen paying off; payment; settlement
decoratie badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order adornment; buttonhole; corsage; decoration; drapery; furnishing; garnishing; ornament
eer honor; honour; pride; sense of honour homage; honouring; inauguration; toast; tribute
eerbewijs accolade; achievement award; honor; honour; token of appreciaton
eergevoel honor; honour; pride; sense of honour
ere deference; honor; honour; respect
eren honours; respecting
ereteken badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order
onderscheiding badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order differentiate; distinguishing
onderscheidingsteken badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order badge; decoration; insignia; mark; medal
prijs accolade; achievement award; honor; honour; token of appreciaton price; prices; prize
ridderorde badge; decoration; honor; honour; knighthood; medal; order
trots honor; honour; pride; sense of honour haughtiness; high-spirit; high-spiritedness; pride; vanity
- accolade; award; honour; laurels; pureness; purity
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belonen honor; honour; pay; remunerate; repay; reward
betalen honor; honour; pay; remunerate; repay; reward make even; pay; pay off; pay on account; pay up; settle
bezoldigen honor; honour; pay; remunerate; repay; reward
eer aandoen honor; honour
eer bewijzen credit; honor; honour
eerbied bewijzen honor; honour; pay deference to; praise; show respect for
eren honor; honour; pay deference to; praise; show respect for
functie bekleden accomplish; fulfil; fulfill; honor; honour; occupy a position
honoreren honor; honour; pay; remunerate; repay; reward
hulde bewijzen honor; honour
huldigen honor; honour
in ere houden honor; honour cherish someone's memory; hold someone's memory dear
ovatie brengen give an ovation; honor; honour
salariëren honor; honour; pay; remunerate; repay; reward
vervullen accomplish; fulfil; fulfill; honor; honour; occupy a position
- abide by; honour; observe; respect; reward
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trots aristocratic; arrogant; depreciatory; derogatory; disparaging; distinguished; eminent; glorious; grand; haughty; high-and-mighty; high-bred; lofty; majestic; majestically; pompous; prominent; proud; slighting; solemnly; supercilious; vigorous
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eer before
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
prijs price
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- distinction; honour; mark of respect

Verwante woorden van "honor":

  • dishonor, honoring, honorable, honored

Synoniemen voor "honor":


Antoniemen van "honor":


Verwante definities voor "honor":

  1. a woman's virtue or chastity1
  2. the quality of being honorable and having a good name1
    • a man of honor1
  3. a tangible symbol signifying approval or distinction1
  4. the state of being honored1
  5. accept as pay1
    • we honor checks and drafts1
  6. show respect towards1
    • honor your parents!1
  7. bestow honor or rewards upon1
    • Today we honor our soldiers1

Wiktionary: honor

honor
noun
  1. aanzien, roem
verb
  1. iemands prijzenswaardigheid in het daglicht stellen

Cross Translation:
FromToVia
honor eer; hulde honneursentiment d’une dignité morale, estimer plus haut que tous les biens, et qui porter certaines personnes à des actions loyales, nobles et courageux.
honor eren; huldigen; vereren honorerrendre honneur et respect.