Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inrekenen (Nederlands) in het Frans

inrekenen:

inrekenen werkwoord (reken in, rekent in, rekende in, rekenden in, ingerekend)

  1. inrekenen (arresteren; aanhouden; gevangennemen; oppakken)
    arrêter; enchaîner; saisir; écrouer; prendre; mettre en état d'arrestation
    • arrêter werkwoord (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, )
    • enchaîner werkwoord (enchaîne, enchaînes, enchaînons, enchaînez, )
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • écrouer werkwoord (écroue, écroues, écrouons, écrouez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
  2. inrekenen (gevangennemen; aanhouden; vatten; )
    faire prisonnier; attraper; arrêter; mettre sous les verrous; capturer; saisir
    • faire prisonnier werkwoord
    • attraper werkwoord (attrape, attrapes, attrapons, attrapez, )
    • arrêter werkwoord (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, )
    • capturer werkwoord (capture, captures, capturons, capturez, )
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )

Conjugations for inrekenen:

o.t.t.
  1. reken in
  2. rekent in
  3. rekent in
  4. rekenen in
  5. rekenen in
  6. rekenen in
o.v.t.
  1. rekende in
  2. rekende in
  3. rekende in
  4. rekenden in
  5. rekenden in
  6. rekenden in
v.t.t.
  1. heb ingerekend
  2. hebt ingerekend
  3. heeft ingerekend
  4. hebben ingerekend
  5. hebben ingerekend
  6. hebben ingerekend
v.v.t.
  1. had ingerekend
  2. had ingerekend
  3. had ingerekend
  4. hadden ingerekend
  5. hadden ingerekend
  6. hadden ingerekend
o.t.t.t.
  1. zal inrekenen
  2. zult inrekenen
  3. zal inrekenen
  4. zullen inrekenen
  5. zullen inrekenen
  6. zullen inrekenen
o.v.t.t.
  1. zou inrekenen
  2. zou inrekenen
  3. zou inrekenen
  4. zouden inrekenen
  5. zouden inrekenen
  6. zouden inrekenen
en verder
  1. is ingerekend
diversen
  1. reken in!
  2. rekent in!
  3. ingerekend
  4. inrekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inrekenen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrêter aborteren; stilhouden; stoppen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrêter aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten afhouden; aflaten; afsluiten; afzetten; beletten; beslissen; besluiten; beëindigen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; ermee uitscheiden; ervanaf houden; gesprek beëindigen; halt houden; opgeven; ophouden; remmen; staken; stelpen; stillen; stilstaan; stilzetten; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; temporiseren; tot staan brengen; tot stilstand brengen; tot stilstand komen; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitscheiden; uitzetten; vertragen; weerhouden
attraper aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten aanklampen; aanpakken; afvangen; beet nemen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; betrappen; buitmaken; foppen; graaien; grijpen; grissen; in de maling nemen; jatten; klauwen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opvangen; pakken; pikken; snaaien; snappen; te pakken krijgen; te pakken nemen; tepakkenkrijgen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstrikken; voor de gek houden; wegkapen
capturer aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten buitmaken; eigen maken; iets bemachtigen; kopen; opnemen; te pakken krijgen; vangen; verkrijgen; verwerven
enchaîner aanhouden; arresteren; gevangennemen; inrekenen; oppakken aaneenschakelen; binden; boeien; fascineren; gijzelen; handboeien omdoen; in de boeien slaan; intrigeren; ketenen; kluisteren; koppelen; ordenen; paren; rangeren; samenvoegen; schiften; sorteren; uitzoeken; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen; verbinden
faire prisonnier aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten
mettre en état d'arrestation aanhouden; arresteren; gevangennemen; inrekenen; oppakken
mettre sous les verrous aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten
prendre aanhouden; arresteren; gevangennemen; inrekenen; oppakken aangaan; aanklampen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvangen; aanwerven; aanwrijven; absorberen; accepteren; achteroverdrukken; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen; benemen; beroven van; beschuldigen; bevangen; bezetten; bezigen; binden; blameren; boeien; buitmaken; cadeau aannemen; depriveren; eigen maken; fascineren; gappen; gebruik maken van; gebruiken; graaien; grijpen; grissen; hanteren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; iets bemachtigen; iets halen; in ontvangst nemen; ingrijpen; inpikken; intrigeren; jatten; kapen; ketenen; kiezen; klauwen; kluisteren; kopen; kwalijk nemen; laken; leegstelen; meenemen; nadragen; nemen; ondernemen; ontfutselen; ontnemen; ontoegankelijk maken; ontvangen; ontvreemden; ophalen; opnemen; oppakken; oppikken; oprapen; opslorpen; opslurpen; opsnappen; pakken; pikken; plunderen; rekruteren; roven; schiften; selecteren; selectie toepassen; snaaien; starten; stelen; te kort doen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; toeëigenen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; van start gaan; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verkrijgen; veroveren; verstrikken; vervreemden; verwerven; voor de voeten gooien; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; werven; zich bedienen; ziften
saisir aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten aanklampen; aanpakken; aanvatten; afvangen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen te snappen; begrijpen; beseffen; bevangen; binden; boeien; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; fascineren; frapperen; grijpen; iets bemachtigen; ingrijpen; intrigeren; inzien; ketenen; klauwen; klemmen; kluisteren; knellen; met handen omvatten; met het verstand vatten; omklemmen; omspannen; onderkennen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; opvangen; pakken; realiseren; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toeslaan; toetasten; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verbeurdverklaren; verkrijgen; verstaan; verstrikken; wat neervalt opvangen; zich bedienen
écrouer aanhouden; arresteren; gevangennemen; inrekenen; oppakken