Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geboeid (Nederlands) in het Frans

geboeid:

geboeid bijvoeglijk naamwoord

  1. geboeid (geketend)
    enchaîné; assujetti
  2. geboeid (gefascineerd; geïntrigeerd)
    fasciné; passionné; intrigué
  3. geboeid (vastgebonden)
    lié; attaché; enchaîné; noué; fixé; amarré

Vertaal Matrix voor geboeid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attaché aanknopen; attaché
lié aanknopen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lié geboeid; vastgebonden aaneengesloten; aangesloten; een eenheid vormend; eendrachtig; eensgezind; gebonden; harmonieus; niet vrij; obligaat; obligatoir; onvrij; saamhorig; samenhangend; vastgemaakt; verbonden; vereist; verenigd; verplicht
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amarré geboeid; vastgebonden
assujetti geboeid; geketend knechts; kruiperig; onderdanig; onderworpen; serviel; slaafs
attaché geboeid; vastgebonden aan elkaar zittend; aaneengehecht; aangehecht; aangevoegd; aanhangend; aanhankelijk; gehecht; gekoppeld; opgebonden; vastgehecht; vastgemaakt; vastzittend; verbonden; verkleefd; verknocht
enchaîné geboeid; geketend; vastgebonden geschakeld
fasciné geboeid; gefascineerd; geïntrigeerd
fixé geboeid; vastgebonden aan elkaar zittend; aaneengehecht; aangehecht; aangeplakt; aangevoegd; geconcentreerd; gekoppeld; op één punt gericht; vastgehecht; vastgemaakt; vastzittend; verbonden
intrigué geboeid; gefascineerd; geïntrigeerd
noué geboeid; vastgebonden aaneengesloten; een eenheid vormend; gestrikt; samenhangend; vastgemaakt; verbonden; verenigd
passionné geboeid; gefascineerd; geïntrigeerd bevlogen; bezetene; bezield; brandend; enthousiast; fanatieke; fel; fervent; fonkelend; geestdriftig; geil; gepassioneerd; gloedvol; gloeiend; hanig; hartstochtelijk; heet; heetbloedig; heftig; hevig; hitsig; met hevige passie; onbeheerst; onstuimig; opgewonden; pinnig; scherp; seksueel opgewonden; snibbig; stormachtig; temperamentvol; verhit; vinnig; vlijmend; vurig; warm; warmbloedig

geboeid vorm van boeien:

boeien werkwoord (boei, boeit, boeide, boeiden, geboeid)

  1. boeien (fascineren; intrigeren)
    fasciner; captiver; saisir; passer les menottes; prendre; lier; relier; enchaîner; obséder; ligoter
    • fasciner werkwoord (fascine, fascines, fascinons, fascinez, )
    • captiver werkwoord (captive, captives, captivons, captivez, )
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
    • lier werkwoord (lie, lies, lions, liez, )
    • relier werkwoord (relie, relies, relions, reliez, )
    • enchaîner werkwoord (enchaîne, enchaînes, enchaînons, enchaînez, )
    • obséder werkwoord (obsède, obsèdes, obsédons, obsédez, )
    • ligoter werkwoord (ligote, ligotes, ligotons, ligotez, )
  2. boeien (ketenen; binden; kluisteren)
    lier; saisir; prendre; joindre; enchaîner; captiver; passer les menottes; relier; ligoter
    • lier werkwoord (lie, lies, lions, liez, )
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
    • joindre werkwoord (joins, joint, joignons, joignez, )
    • enchaîner werkwoord (enchaîne, enchaînes, enchaînons, enchaînez, )
    • captiver werkwoord (captive, captives, captivons, captivez, )
    • relier werkwoord (relie, relies, relions, reliez, )
    • ligoter werkwoord (ligote, ligotes, ligotons, ligotez, )
  3. boeien (aandacht vasthouden; gekluisterd zitten)
    passionner; retenir l'attention
    • passionner werkwoord (passionne, passionnes, passionnons, passionnez, )

Conjugations for boeien:

o.t.t.
  1. boei
  2. boeit
  3. boeit
  4. boeien
  5. boeien
  6. boeien
o.v.t.
  1. boeide
  2. boeide
  3. boeide
  4. boeiden
  5. boeiden
  6. boeiden
v.t.t.
  1. heb geboeid
  2. hebt geboeid
  3. heeft geboeid
  4. hebben geboeid
  5. hebben geboeid
  6. hebben geboeid
v.v.t.
  1. had geboeid
  2. had geboeid
  3. had geboeid
  4. hadden geboeid
  5. hadden geboeid
  6. hadden geboeid
o.t.t.t.
  1. zal boeien
  2. zult boeien
  3. zal boeien
  4. zullen boeien
  5. zullen boeien
  6. zullen boeien
o.v.t.t.
  1. zou boeien
  2. zou boeien
  3. zou boeien
  4. zouden boeien
  5. zouden boeien
  6. zouden boeien
en verder
  1. ben geboeid
  2. bent geboeid
  3. is geboeid
  4. zijn geboeid
  5. zijn geboeid
  6. zijn geboeid
diversen
  1. boei!
  2. boeit!
  3. geboeid
  4. boeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

boeien [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de boeien (handboeien; handijzers)
    la menottes

Vertaal Matrix voor boeien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
joindre aanlassen
menottes boeien; handboeien; handijzers handboeien; handijzers; ketenen; kluisters; knevels; voetboei
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
captiver binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren obsederen
enchaîner binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren aaneenschakelen; aanhouden; arresteren; gevangennemen; gijzelen; handboeien omdoen; in de boeien slaan; inrekenen; ketenen; koppelen; oppakken; ordenen; paren; rangeren; samenvoegen; schiften; sorteren; uitzoeken; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen; verbinden
fasciner boeien; fascineren; intrigeren begoochelen; obsederen
joindre binden; boeien; ketenen; kluisteren aaneenlassen; aaneenschakelen; afspreken; bij elkaar leggen; bijdoen; bijeen voegen; bijsluiten; bijvoegen; bundelen; combineren; doorverbinden; een fusie aangaan; elkaar ontmoeten; elkaar zien; erbij doen; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; fuseren; ineensmelten; koppelen; lassen; meegeven; meesturen; meezenden; paren; samenbundelen; samengaan; samenkomen; samenkoppelen; samensmelten; samenvoegen; toevoegen; treffen; verbinden; versmelten; voegen
lier binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren aan een touw vastleggen; aan elkaar bevestigen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aaneenschakelen; aangaan; aanknopen; afbinden; afsnoeren; bevestigen; binden; boekbinden; dichtbinden; ergens aan bevestigen; inbinden; knevelen; knopen; koppelen; onderling verbinden; samenvoegen; strikken; toebinden; van verband voorzien; vastbinden; vastknopen; vastleggen; vastmaken; vastsjorren; vastzetten; verbinden; verzekeren
ligoter binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren afbinden; afsnoeren; binden; boekbinden; dichtbinden; inbinden; knevelen; knopen; strikken; toebinden; vastbinden; vastmaken
obséder boeien; fascineren; intrigeren obsederen
passer les menottes binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen
passionner aandacht vasthouden; boeien; gekluisterd zitten
prendre binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren aangaan; aanhouden; aanklampen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvangen; aanwerven; aanwrijven; absorberen; accepteren; achteroverdrukken; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen; benemen; beroven van; beschuldigen; bevangen; bezetten; bezigen; blameren; buitmaken; cadeau aannemen; depriveren; eigen maken; gappen; gebruik maken van; gebruiken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; hanteren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; iets bemachtigen; iets halen; in ontvangst nemen; ingrijpen; inpikken; inrekenen; jatten; kapen; kiezen; klauwen; kopen; kwalijk nemen; laken; leegstelen; meenemen; nadragen; nemen; ondernemen; ontfutselen; ontnemen; ontoegankelijk maken; ontvangen; ontvreemden; ophalen; opnemen; oppakken; oppikken; oprapen; opslorpen; opslurpen; opsnappen; pakken; pikken; plunderen; rekruteren; roven; schiften; selecteren; selectie toepassen; snaaien; starten; stelen; te kort doen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; toeëigenen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; van start gaan; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verkrijgen; veroveren; verstrikken; vervreemden; verwerven; voor de voeten gooien; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; werven; zich bedienen; ziften
relier binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren aan elkaar binden; aaneenbinden; afbinden; afsnoeren; binden; dichtbinden; knevelen; knopen; koppelen; onderling verbinden; paren; samenbinden; samenknopen; strikken; toebinden; van verband voorzien; vastbinden; vastmaken; verbinden
retenir l'attention aandacht vasthouden; boeien; gekluisterd zitten
saisir binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren aanhouden; aanklampen; aanpakken; aanvatten; afvangen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen te snappen; begrijpen; beseffen; bevangen; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; frapperen; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; in hechtenis nemen; ingrijpen; inrekenen; inzien; klauwen; klemmen; knellen; met handen omvatten; met het verstand vatten; omklemmen; omspannen; onderkennen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; oppakken; opvangen; pakken; realiseren; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toeslaan; toetasten; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verbeurdverklaren; verkrijgen; verstaan; verstrikken; wat neervalt opvangen; zich bedienen

Verwante woorden van "boeien":


Wiktionary: boeien

boeien
verb
  1. kluisteren
  2. fascineren

Cross Translation:
FromToVia
boeien entrave fetter — object used to bind a person or animal by its legs
boeien passer les menottes à; enchaîner; menotter handcuff — to apply handcuffs
boeien fers shackles — paired wrist or ankle restraints
boeien attacher fesseln — jemanden (an etwas) festbinden und damit bewegungsunfähig machen
boeien captiver fesseln — jemanden stark beeindrucken, für sich einnehmen